Blad 2
Doelgroep
Tot de doelgroep van de regeling behoren alle personen in
een huishouden die gedurende minstens 1 jaar een inkomen
ontvangen van ten hoogste 105% van de van toepassing zijnde
maximale bijstandsuitkering, uitgezonderd die personen die
op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet
tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten een
toelage ontvangen.
Tegemoet kominq
De regeling maakt het mogelijk om op jaarbasis een tege
moetkoming van maximaal 45,38 per persoon te verstrekken
ten behoeve van een periodieke dan wel éénmalige, buiten de
huiselijke kring, ondernomen activiteiten op sport,
cultureel, recreatief en sociaal-maatschappelijk gebied.
Subsidierinqsmethodiek
De tegemoetkoming kan op twee manieren worden verstrekt.
Vóóraf, in de vorm van tegoedbonnen het zogenaamde
"vouchersysteem"
Achteraf, op basis van de reële kosten, het zogenaamde
"declaratiesysteem"
Financiën
Ten behoeve van de uitvoering van de Declaratieregeling
minima Leeuwarden is er structureel een bedrag beschikbaar
van 220.000,-. Van deze middelen is 174.700,- bestemd
voor de tegemoetkomingen en 45.380,- ten behoeve van
voorlichting en de uitvoeringskosten.
Juridische vormgeving
Aan de declaratieregeling is vormgegeven in de Verordening
Declaratieregeling minima Leeuwarden.
3. EVALUATIE VAN DE REGELING
3.1. Onderzoek naar de effectiviteit van de regeling
De opzet van het onderzoek
Doel van de Declaratieregeling is om de maatschappelijke
participatie van de minima te bevorderen zodat het verschil
ten opzichte van het participatiegedrag van de rest van de
samenleving kleiner wordt. Dit impliceert dat het onderzoek
naar de effectiviteit van de regeling niet alleen inzicht
moet verschaffen in het effect van de regeling op de
maatschappelijke participatie van de minima. Ook inzicht
verschaffen in het participatiegedrag van de niet-minima is
noodzakelij k
Een tweetal metingen hebben plaatsgevonden, een nulmeting
en een effectmeting.
Blad 3
De nulmeting vond plaats voorafgaand aan de invoering van
de regeling in 1999. Aan de hand van deze meting is de mate
van maatschappelijke participatie van de minima en de niet-
minima in Leeuwarden vastgesteld en zijn eventuele
verschillen verklaard.
De effectmeting is uitgevoerd in 2001 en geeft antwoord op
de vraag of de regeling effect heeft gehad op het partici
patiegedrag van de minima.
Beide metingen vonden plaats aan de hand van een
telefonische enquête.
De onderzoeksresultaten
De nulmeting die heeft plaatsgevonden levert voor wat
betreft het participatiegedrag van de huishoudens op
minimumniveau de volgende resultaten op:
er worden minder sociale contacten onderhouden;
lidmaatschappen van verenigingen en clubs komen minder
vaak voor;
er worden minder vaak activiteiten buiten club- en
verenigingsverband, zoals theater-, bioscoop- en
zwembadbezoek, ondernomen;
huishoudens op minimumniveau zijn minder vaak in het
bezit van "kortingspassen" maar nemen wel vaker deel aan
vrijwilligerswerk;
de wens om maatschappelijk te participeren is duidelijk
aanwezig maar het gebrek aan geldelijke middelen wordt
als belangrijkste reden genoemd van het minder actief
zi jn
In 2001 is de maatschappelijke participatie van minima en
niet-minima huishoudens wederom met elkaar vergeleken. Uit
het onderzoek blijkt:
dat in huishoudens op minimumniveau het onderhouden van
de sociale contacten en het percentage lidmaatschappen
van verenigingen en clubs sterk is toegenomen terwijl
dit percentage bij de niet-minima huishoudens nagenoeg
gelijk is gebleven;
dat voor de activiteiten buiten verenigingsverband en
het "bezitten van kortingskaarten" er, in vergelijking
met de situatie in 1999, geen wezenlijke veranderingen
zijn geconstateerd bij de minima en de niet-minima
huishoudens
Om een uitspraak te kunnen doen over het eventuele effect
van de regeling is in 2001 ook aandacht besteed aan de mate
van bekendheid en het bereik van de regeling.
Het blijkt dat 70% van de huishoudens op minimumniveau
de regeling kent.
In de groep die niet bekend is met de regeling, blijken
ouderen het meest voor te komen.
In de groep die wel bekend is met de regeling zijn
alleenstaande ouders oververtegenwoordigd.