7. In 1997 is voor de provincie Fryslan voor de periode 2005-2010 een BLS-bijdrage in het vooruitzicht gesteld van 1,76 miljoen. Als gevolg van de technische herijking is deze BLS- bijdrage nader vastgesteld op 0,871 miljoen. Uitgaande van de realisatie van 40 te bouwen woningen in de sociale koopsector op locaties in bestaand bebouwd gebied (grens 1996), in de periode 2005-2010, wordt de BLS-bijdrage bijgesteld tot 1,444 miljoen. Wijzigingen die bij uitwerking van dit convenant tot definitieve verstedelijkingsafspraken in het jaar 2003 optreden in het woningbouwprogramma, zoals opgenomen in de Vinac-uitvoeringsafspraken uit 1997 en/of in het uiteindelijk overeen te komen aantal te bouwen sociale koopwoningen op locaties in bestaand bebouwd gebied (indien minder dan 40), zullen dan leiden tot een aanpassing van de BLS- bijdrage van 1,444 miljoen. Over het verschil tussen de in 1997 in het vooruitzicht gestelde BLS- bijdrage en de hierboven genoemde bijgestelde BLS-bijdrage vindt in 2003 definitieve besluitvorming plaats op basis van het gestelde onder e. in de preambule. 8. Indien in het jaar 2005 vertraging is opgetreden in de in het Vinex-convenant afgesproken woningbouwtaakstelling zal het Rijk van de mogelijkheid BLS-gelden terug te vorderen geen gebruik maken, mits die vertraging aantoonbaar het gevolg is van: een substantiële verhoging van het aandeel woningen dat middels particulier opdrachtgeverschap is gerealiseerd; en een substantiële verhoging van de kwaliteit die is gerealiseerd (marktconforme verandering in de woningdifferentiatie en een hoger aandeel middeldure en dure woningen in bestaand stedelijk gebied). Concrete - nog uit te voeren en reeds uitgevoerde - plannen tot wijziging van de oorspronkelijke plannen voor de periode 1995-2005, in het kader van kwaliteitsverbetering, en de consequenties hiervan voor de realisatie van de in het Vinex-convenant afgesproken woningbouwtaakstelling, dienen door de provincie Fryslan uiterlijk op 1 januari 2003 te worden voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Door de Staatssecretaris zal dan worden getoetst of deze plannen in voldoende mate aan de kwaliteitsambities van het Rijk tegemoet komen en of een - als gevolg daarvan - uiteindelijk lagere dan afgesproken woningbouwproductie tot 2005 daarmee in verhouding staat. De uitkomst hiervan wordt na overleg in de definitieve verstedelijkingsafspraak 2003 vastgelegd. In 2005 - bij de eindafrekening Vinex - zal dan worden getoetst of aan de gemaakte afspraak is voldaan. Nadere afspraak: Naast de nieuwbouwproductie op de Vinex-locatie Zuiderburen zal ook de productie op de aanvullende wijken Goutum-Noord, Leeuwarden-Zuid, de laatste fase (van 80 woningen) in Camminghaburen, het Havankpark, het Bastioneiland en Blitsaert' worden meegerekend als Vinex-prestatie onder de voorwaarde dat de gemeente Leeuwarden in de komende periode tot 2005 het aandeel 'particulier opdrachtgeverschap' opvoert naar minimaal éénderde van de nieuwbouwproductie. Artikel 2 Milieu, gezondheid en veiligheid 1. De eerder afgesproken bijdrage voor sanering van ernstige bodemverontreiniging op binnenstedelijke woningbouwlocaties (voor gevallen dat saneringskosten minder zijn dan 23.000,-- per woning) van 0,817 miljoen blijft voor de provincie Fryslan gereserveerd. 2. De provincie Fryslan toont in de structuurvisie aan dat de gereserveerde bodemsaneringsmiddelen nodig zijn voor de uitvoering van bodemsanering verbonden aan de nieuwe verstedelijkingsafspraken, uitgaande van een rijksbijdrage in de bodemsaneringskosten van 25%. 3. De afgesproken beoordeling van gevallen met bodemsaneringskosten tussen de 23.000,— en 45.000,- per woning heeft met betrekking tot de provincie Fryslan in 2000 als uitkomst dat nog geen nieuwe gevallen zijn aangewezen waar zich dit - naar de huidige inzichten - voordoet. Indien zich nieuwe gevallen voordoen dan zullen deze expliciet worden betrokken bij de afspraken in het jaar 2003. 4. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vraagt de gemeenten bij de ruimtelijke planvorming (zowel bij bestaande woningbouw als bij nieuwbouw) rekening te houden met de normering ten aanzien van gezondheid en veiligheid. Het gaat daarbij om onder andere om ruimtelijke consequenties van luchtverontreiniging, externe veiligheid en geluid. 5 In november 2001 is in opdracht van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een quick-scan afgerond, die inzicht geeft in mogelijke oplossingen voor knelpunten op het gebied van de externe veiligheid en de daarbij behorende kosten. De normstelling voor plaatsgebonden risico's rond inrichtingen zal wettelijk worden vastgelegd in het Besluit 4 'kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'. Vooruitlopend op het van kracht worden van de wettelijke plicht tot registratie van informatie externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (eind 2002/begin 2003) zal overheden worden gevraagd gegevens omtrent risicovolle situaties met gevaarlijke stoffen te inventariseren en aan te leveren. 6. In opdracht van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is een inventarisatie gedaan naar de luchtkwaliteit langs snelwegen in 2010. Jaarlijks dienen gemeenten rapportages op grond van het Besluit Luchtkwaliteit op te stellen. Aan de hand hiervan zal duidelijk worden of er in relatie tot de normstelling in 2010 knelpunten zijn te verwachten ten aanzien van binnenstedelijke wegen. Met het oog op bovenstaande zullen de gemeenten bijdragen leveren aan de inventarisatie van bestaande risicovolle situaties met gevaarlijke stoffen en de jaarrapportages luchtkwaliteit. De gegevens die op basis van de inventarisaties en de eerdergenoemde quick-scan naar voren komen, zullen op termijn leiden tot nader overleg. 7. Het Rijk zal bezien of extra middelen beschikbaar kunnen worden gesteld ten behoeve van het oplossen van knelpunten op het vlak van veiligheid, gezondheid en ruimtegebruik. Nadere afspraken: Overeenkomstig de in het DUIV-overleg van 11 oktober 2001 gemaakte afspraken zullen de, aan de hand van kwaliteitscriteria voor bodemsanering, beschikbare middelen worden verdeeld. De gemeente geeft nader aan waar de transformatie in bestaand stedelijk gebied in het gedrang komt; Wat betreft de aanpak van de 50 woningen met een hoge geluidsbelasting zal het Rijk nagaan welke bedragen reeds zijn uitbetaald en welke bedragen de gemeente Leeuwarden nog in het vooruitzicht heeft; Het Rijk zal zo spoedig mogelijk, in overleg met de gemeente, afspraken maken over de te volgen procedure ten aanzien van de sanering van het vuurwerkbedrijf JNS met het oog op het vaststellen van een indicatief eindbod. Artikel 3 Werken 1. De ruimtevraag voor kantoren, bedrijven en voorzieningen wordt in de provincie Fryslan in regionale samenspraak bepaald en geaccommodeerd. Hierbij wordt het in PKB deel 3 Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening geformuleerde locatiebeleid als kader en de ruimtevraag voor Landsdeel Noord als uitgangspunt gehanteerd. Het Rijk gaat voor de provincie Fryslan voor de periode 2005-2010 in BLM2+ uit van een ruimtereservering op basis van het trendplusscenario, overeenkomstig het hoge scenario waarin de Langmanafspraken zijn verwerkt (bijlage 2). De drie betrokken provincies werken gezamenlijk een verdeling over de provincies uit. Vervolgens werkt de provincie - in het kader van de structuurvisie - de ruimtevraag nader uit waarbij inzicht wordt geboden in de volgende onderwerpen: Regionale afstemming van de ruimtebehoefte Toepassing van locatiebeleid uit PKB deel 3 Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening Intensief ruimtegebruik en benutting van bestaand bebouwd gebied (Grens 1996) Herstructureringsvoornemens Ruimtelijke afstemming van werken met de totale verstedelijkingsopgave Vervolgens zullen in het jaar 2003 definitieve behoefteramingen worden vastgesteld in relatie tot de regioconvenanten. 2. De aanwezige potenties voor intensief ruimtegebruik op bestaande en nieuw aan te leggen werklocaties tussen nu en het jaar 2010 zullen in de provincie Fryslan optimaal worden benut. Door middel van herstructurering en intensivering streeft de provincie Fryslan over het geheel genomen op hetzelfde grondoppervlak een groter vloeroppervlak te realiseren. Gelet op onderzoekservaringen die landelijk zijn opgedaan met herstructurering behoort een ruimtewinst van 5-15% tot de mogelijkheden. Initiatieven voor herstructurering en intensivering moeten voldoen aan het streven tijdig voldoende bedrijventerreinen te realiseren en een voortgaande economische groei te accommoderen. Voorts dienen zij te voldoen aan de vigerende milieu- en veiligheidsregelgeving en mogen zij niet leiden tot een verslechtering van arbeidsomstandigheden. Nadere uitwerking van dit streven zal de provincie Fryslan geven bij het opstellen van de structuurvisie na PKB deel 3 Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Op basis van nader onderzoek naar haalbaarheid en mogelijkheid van herstructurering en intensivering, ook in financiële zin, zal bij het afsluiten van de regioconvenanten in het jaar 2003 de gewenste toename van het vloeroppervlak in verhouding tot het grondoppervlak regiospecifiek worden vastgesteld. 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 493