1 De ruimtelijk-economische betekenis van de Zuiderzeelijn Nadat jarenlang vanuit Noord-Nederland is geijverd voor de aanleg van een Zuiderzeelijn, kwam op 16 april 1998 een afspraak tussen het rijk en het SNN tot stand die werkelijk per spectief bood op de realisering van de zo gewenste directe, snelle o.v.-verbinding naar het Noorden. Er is in het verleden én in 1998 altijd een nadrukkelijke relatie gelegd tussen de Zuiderzeelijn en de economische positie van Noord-Nederland. Om verschillende redenen menen wij dat de relatie tussen de Zuiderzeelijn en de economische ontwikkeling van het Noorden anno 2002 nog steeds actueel is en bovendien dat er alle reden is die relatie uit te breiden naar de ruimtelijk-ecor\om'\sche ontwikkeling. De economische conjunctuur heeft zich de laatste jaren in een opgaande lijn bewogen. Met name daardoor is de werkgelegenheid in het Noorden, ook in onze provincie, de laatste tijd flink toegenomen. Nog altijd is er echter sprake van een negatieve werkloosheidscomponent. Nu de economie aarzelt, moet worden gevreesd dat de oude stelregel (laatst met groei, eerst met krimp) nog altijd opgeld doet voor het Noorden. Maatregelen die wezenlijk bijdragen aan de versterking van de economische structuur blijven daarom van het grootste belang. De aanleg van de Zuiderzeelijn heeft een onmiskenbaar structuurversterkend en stimulerend effect op de regionale economie. De verkenningen die het Kabinet heeft uitgevoerd laten dat zien. Uit de onderzoeken is bovendien af te leiden dat de factor snelheid c.q. reistijd bepa lend is voor de omvang van de effecten. Er is binnen de regio de laatste twee jaar in toenemende mate aandacht besteed aan de ruimtelijke effecten van de Zuiderzeelijn. Dat heeft ertoe geleid dat inmiddels concrete stappen zijn genomen om voor een brede zone langs de lijn een Ruimtelijk Masterplan op te stellen dat het karakter krijgt van een interprovinciaal streekplan. Wij vinden dat initiatief van groot belang, temeer omdat in de voorbereiding ook is voorzien in een wisselwerking tussen dit Masterplan en de tracé/mer-procedure voor de lijn zelf. Zonder een sturend ruimtelijk be leid bestaat het gevaar dat een onbeheerste uitwaaiering van woningbouw en economische activiteiten tot een amorfe plattelandsstructuur gaat leiden. De mal/contramal benadering in het huidige beleid werpt daartegen al wel een dam op, maar de extra impuls tengevolge van de Zuiderzeelijn maakt het nodig nog meer het accent te leggen op een sturend beleid. Wij zouden de stelling willen verdedigen dat mét de Zuiderzeelijn de ruimtelijke ontwikkelin gen juist beter zijn te geleiden dan zonder. Immers de halteplaatsen worden nog meer de logische concentratiepunten van wonen en werken. Die plaatsen, Leeuwarden, Drachten en Heerenveen, krijgen een betere uitgangspositie om ook een groter aan deel van de autonome groei (die groter is dan de groei tengevolge van de Zuiderzee lijn sec) op te vangen. Wij zijn overigens van mening dat de kosten van de opstelling van het Masterplan begrepen moeten zijn in het projectbudget. In bijlage A bij dit voorstel wordt nader op het Masterplan ingegaan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 107