Dat Drachten aansluiting krijgt op het landelijk treinennet is vanzelfsprekend een voornaam
pluspunt. De positie van Leeuwarden is tijdens de onderhandelingen voor ons een zeer be
langrijk aandachtspunt geweest. Alleen een goede overstapfaciliteit (hoe belangrijk ook),
vonden wij niet voldoende. Wij hebben de voorwaarde gesteld dat vervoer naar Leeuwarden
in het programma van (top)eisen voor de prijsvraag wordt opgenomen. Dat is gebeurd op
een wijze (reistijd, frequentie) die duidelijk maakt dat Leeuwarden een volwaardige MZB- of
HSL-halteplaats wordt. Ten opzichte van de stad Groningen zijn er slechts geringe reistijd-
verschillen (de MZB doet 50 minuten over Groningen-Schiphol, dezelfde bestemming vanuit
Leeuwarden vergt maximaal 56 minuten).
In de Voorjaarsnota 2002 hebben wij het afwegingskader waarbinnen de bijdrage aan de
Zuiderzeelijn moet worden beoordeeld geschetst en voorstellen gedaan de financiële capa
citeit door middel van een verhoging van opcenten MRB te vergroten.
Redelijkerwijze hebben wij wel de zekerheid dat de waarde van de Nuon-aandelen, dan wel
het hierop te ontvangen dividend voldoende is om de verplichting m.b.t. de Zuiderzeelijn aan
te gaan. Als we er vanuit gaan dat de aandelen voorlopig nog in ons bezit blijven, vormt het
huidige dividend (voor het deel dat jaarlijks incidenteel vrijkomt) al een basis van betekenis.
Problemen kunnen zich voordoen indien vervreemding tot in de verre toekomst wordt be
lemmerd en/of de waarde- en winstontwikkeling zich negatief gaan ontwikkelen.
Daarom is het van belang dat in de samenwerkingsovereenkomst (art. 13.6 e.v.) is bepaald
dat waardevermindering van de aandelen tengevolge van rijksbeleid aanleiding kan zijn de
procedure te beëindigen. Of die situatie zich voordoet wordt aan het oordeel van een onaf
hankelijke commissie overgelaten. Is beëindiging van de procedure het resultaat, dan komen
de tot dan toe gemaakte kosten voor de Staat.
Naar ons oordeel ontbreekt in de overeenkomst dat referentiewaarde van de aandelen per 1-
1-02 wordt vastgelegd. Wij vinden het nodig dat daarin alsnog wordt voorzien
Een en ander leidt in onze opvatting tot de volgende slotsom: de provincie Fryslan kan zich
de financiële inspanning voor de Zuiderzeelijn veroorloven. Onder normale omstandigheden
zal het mogelijk zijn daarnaast nog belangrijke projecten en plannen op andere terreinen te
verwezenlijken.
De lasten voor onze provincie zijn in absolute termen aanzienlijk, maar de beoordeling hangt
mede af van het perspectief waarin men deze lasten plaatst. Zouden bij wijze van spreken
alle inwoners van Fryslan gedurende een periode van 10 jaar elk jaar een bedrag van
25 op een spaarrekening storten, dan zou het benodigde bedrag zijn opgebracht.
Het duurzame karakter dat per definitie aan een diepte-investering als de Zuiderzeelijn is
verbonden maakt het naar onze mening verantwoord dat latere generaties ook een deel van
de kosten voor hun rekening nemen. Mede vanuit dat perspectief hebben wij, zoals uit de
financiële bijlage blijkt, ervoor gekozen eerst een aantal jaren te sparen en daarna de reste
rende bijdrage over een periode van 40 jaar af te schrijven.
kosten en baten