Financiële positie
Inleiding
Terugblik
Economische pijler
Fysieke pijler
Sociale pijler
6.4.4 ZIEKTEVERZUIM
Het totale gemeentelijk verzuimpercentage over 2001 bedroeg 10,2.
Bij Welzijn was het verzuim het hoogst (13,2) en bij de Concernstaf het laagst (4,8). Alleen bij de Concernstaf is sprake
van een (forse) daling van het verzuimcijfer.
Ziekteverzuim per dienst
15
6.5 Samenvatting
De gemeente Leeuwarden wil een transparante, helder opererende organisatie zijn die een adequaat antwoord heeft
op de vragen van burgers en bedrijven. Om dit te bereiken is er in 2001 veel gebeurd op het gebied van digitale ont
wikkelingen: zowel op het gebied van Organisatie Informatie als op het gebied van Communicatie zijn een aantal revo
lutionaire toepassingen ingezet. Uiteindelijk doel is de verbetering van de dienstverlening naar de burger, wat ook met
het instellen van het Service Meldpunt is bereikt.
Rekening en resultaat
Balans
Resultaatbestemming Risicoparagraaf Accountantsverklaring
De ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente is sterk afhankelijk van externe factoren. De resultaten wor
den uiteindelijk meer bepaald door nationale en regionale sociaal-economische ontwikkelingen dan door de rekening
resultaten van de gemeente.
De rekeningresultaten worden ook sterk bepaald door de ontwikkeling van de rijksbegroting en de daarvan afgeleide
ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. De rekeninguitkomst over 2001 was 2,6 miljoen gun
stiger dan begroot, waarvan 3,5 miljoen ten gevolge van een gunstiger algemene uitkering.
Ondanks voorgaande relativering van de uit de jaarrekening blijkende financiële positie van de gemeente zijn wij van
mening dat de huidige financiële positie een goede basis biedt voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van het
gemeentelijk beleid.
Het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen bedroeg per 31 december 2001 28%. Dit is iets lager dan
voorgaand jaar, voornamelijk tengevolge van begrote onttrekkingen aan de algemene reserve.
Naast de algemene reserve zijn er bestemmingsreserves tot een totaalbedrag van 90 miljoen. Voor deze bestem
mingsreserves zijn wel de bestemmingsrichtingen aangegeven, maar deels nog geen concrete toezeggingen gedaan of
plannen ontwikkeld. Daardoor kunnen de bestemmingsreserves, naast de algemene reserve, in geval van calamiteiten
dienst doen als extra financiële buffer. In relatie tot de risico's is deze buffer naar onze mening van voldoende omvang.
De meerjarenraming is, overeenkomstig zowel de voorschriften als het gemeentelijk beleid, structureel sluitend en vormt
als zodanig een deugdelijke onderdeel van de financiële positie. In de loop van het verslagjaar is echter de internatio
nale en nationale economische groei sterk teruggelopen. De mate waarin en het tempo waarmee de economische groei
zich herstelt zal van grote invloed zijn op de noodzaak tot bijstelling van de meerjarenraming. Daarbij blijft uitgangspunt
van beleid dat structuurversterkende investeringen een grotere bijdrage leveren aan een blijvend gezonde financiële
positie voor de gemeente, dan aan instandhouding of vergroting van de reserves.