Blad 2
Na een periode van vijf jaar (huidige periode: 1998-2002)
worden de voorlopig vastgestelde uitgaven en inkomsten van
het openbaar onderwijs getotaliseerd definitief vastge
steld. Indien de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten is er
sprake van een overschrijding. Een overschrijding in het
openbaar onderwijs leidt tot een uitkering uit gemeente
lijke middelen aan hetzelfde soort bijzonder onderwijs.
Op grond van de voorlopige vaststelling van de kosten van
het openbaar onderwijs van een jaar kunnen de besturen van
het bijzonder onderwijs aanspraak maken op een voorschot
van de overschrijdingsuitkering van de vijfjaarlijkse
afrekening. De voorlopige vaststelling van de kosten van
het openbaar onderwijs van een jaar is tevens uitgangspunt
voor de berekening van een eventuele dotatie aan de
"Reserve overschrijdingsuitkeringen"
Uit de voorlopige vaststelling van de kosten van de
speciale scholen voor basisonderwijs voor het jaar 2000
blijkt geen overschrijding.
Wij stellen u voor te besluiten conform de bijgevoegde
concept-besluiten
Leeuwarden, 13 juni 2002.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
M. de Boer, burgemeester,
dr. A.J. Hofman, secretaris.
Nummer 16658
PB/JG
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
13 juni 2002 (bijlage nr. 106);
gelet op artikel 144 van de Wet op het Primair Onderwijs;
BESLUIT:
voor de speciale scholen voor basisonderwijs over het jaar
2000 voorlopig vast te stellen:
a. 1. het totaal van de uitgaven ten behoeve van de
personeelskosten op 882.004,03;
2. het totaal van de uitgaven voor niet verbruikte
formatierekeneenheden op 4.454,31;
b. het totaal van de uitgaven ten behoeve van de nascholing
op 5.776,78;
c. het totaal van de bedragen dat in het voorafgaande
kalenderjaar is uitgegeven ten behoeve van de materiële
instandhouding op 81.887,11;
d. het totaal van de ontvangsten
1. bedoeld in artikel 137, derde lid op 882.004,03 en
2. voor niet verbruikte formatierekeneenheden, bedoeld
in artikel 137, eerste lid onder b: op 4.454,31;
e. het totaal van de ontvangsten ten behoeve van nascholing
op 5.776,78;
f. het totaal van de ontvangsten ten behoeve de materiële
instandhouding op 81.887,11;
g. het totaal van de aanvullende ontvangsten waaronder
worden verstaan de bedragen die krachtens artikel 135
voor de voorzieningen ten behoeve van de materiële
instandhouding op f 0,-;
h. het totaal van de bedragen dat in het voorafgaande
kalenderjaar is uitgegeven ten behoeve van de
instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in
artikel 68 op f 0,-;
i. het totaal van de ontvangsten op grond van artikel 134,
tweede lid, tweede volzin, op 928,34;