Artikel 12. 1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen. 2. Openbaarmaking geschiedt door ter inzage legging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis. Artikel 13. 1. Een lid van de raad is niet tevens: a. minister: b. staatssecretaris; c. lid van de Raad van State; d. lid van de Algemene Rekenkamer; e. Nationale ombudsman; f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9. eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman; g. commissaris van de Koning h. lid van gedeputeerde staten; i. gr ij ft er der Staten j. burgemeester; k. wethouder; 1. lid van de rekenkamer; m. lid van een deelraad; n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente; o. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt. 2. 2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat: a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of b. aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op de dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. J. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn: a. ambtenaar van de burgerlijke stand; b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht; c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs. Artikel 14. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloof d. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen ofte laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dal ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" ("Dat verklaar en beloof ik!") Artikel 15. I. Een lid van de raad mag niet: a. als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur; c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van: 01. Ie overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d; 02. 2e overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente; d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende: 01. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente; 02. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente; 03. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente; 04. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente; 05. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente; 06. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen; 07. het onderhands huren of pachten van de gemeente. 2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen. 3. De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast. Artikel 16. De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Artikel 17. 1. De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten. 2. Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt. Artikel 18. De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden. Artikel 19. 1. De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. 2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. Artikel 20. 1De vergadering van de raad wordt niet geopend voordal blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering legen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 419