Artikel 32.
1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter
of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.
2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van
deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit
te brengen.
3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.
4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van
een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen
kunnen worden heropend.
5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het
vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.
6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle
leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de
stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Artikel 33.
1. De raad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke bijstand.
2. De in de raad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.
3. De raad stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de
in de raad vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.
Artikel 55.
1. Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet
Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en
omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd,
geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering
behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door
hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de
stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van
bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of
een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen.
Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht
genomen totdat hel orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad
haar opheft.
3. Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot
geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht
genomen totdat de raad haar opheft.
Artikel 60.
IDe raad kan regelen van welke besluiten van hel college aan de leden van de raad
kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met
ter inzagelegging kan worden volstaan.
2 Het college laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in
strijd is met het openbaar belang.
Artikel 74.
1. Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de
burgemeester geopend.
2. Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de
vergadering van de raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende
vergadering van de raad mededeling.
6
Artikel 75.
1. De stukken die van de raad uitgaan, worden door de burgemeester ondertekend.
2. De stukken die van het college uitgaan, worden door de burgemeester ondertekend.
Het college kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van
het college, aan de secretaris of aan een of meer andere gemeenteambtenaren.
Artikel 81.
1. De raad kan regelen van welke besluiten van de burgemeester aan de leden van de
raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin
met terinzagelegging kan worden volstaan.
2. De burgemeester laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover
deze in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 107a.
1. De griffier slaat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de
uitoefening van hun taak terzijde.
2. De raad stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van
de griffier.
Artikel 107b.
De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.
Artikel 107c.
De stukken die van de raad uitgaan, worden door de griffier meeondertekend
Artikel 147a.
1Een lid van de raad kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter
behandeling in de raad indienen.
2. De raad regelt op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend
en behandeld.
3. De raad regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel
wordt ingediend en behandeld.
Artikel 147b.
1. Een lid van de raad kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van
de raad geagendeerde ontwerpverordening of ontwerpbeslissing indienen.
2. Het tweede lid van artikel 147a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 155.
1Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling oj schriftelijk
vragen stellen.
2. Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie
over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19,
tweede lid. om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De
raad stelt hierover nadere regels.
Artikel 169.
1Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording
schuldig over het door het college gevoerde bestuur.
2. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak
nodig heejt.
3. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde
inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
4 Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden,
bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h. indien de raad daarom verzoekt
of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het