Verordening op de raadscommissies
HOOFDSTUK 4
VERGADERINGEN
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Artikel 10
Vergaderfrequentie
1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissie op vaste avonden
plaats.
2. De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 19.30 uur en vinden
plaats in het stadhuis of een andere door het presidium aangewezen plaats.
3. Het presidium stelt hiervoor een vergaderrooster op.
4. Een raadscommissie vergadert extra indien het presidium het nodig oordeelt.
Tenminste twee of meer fracties kunnen schriftelijk met opgaaf van redenen
daarom verzoeken.
5. De voorzitter van het Presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag of
aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover
overleg met de griffier.
Artikel 11
Oproep
1. De griffier of commissiegriffier zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de
leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip, de plaats
van de vergadering en eventuele mededelingen met betrekking tot de orde van de
vergadering.
2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in
artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden
tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.
3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13. tweede
lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de
leden gezonden.
4. Bij eventuele verhindering om de vergadering bij te wonen doet het lid tijdig voor
de vergadering mededeling van zijn of haar afwezigheid aan de griffier.
6
Verordening op de raadscommissies
Artikel 12
De agenda
1Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van
de vergadering voorlopig vast.
2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke
oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende
agenda opstellen.
3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op
voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van
de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de
beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere
inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het
onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van
behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 13
Ter inzage leggen van stukken
1Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda
dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een
ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage
legging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het
verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt
hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare
kennisgeving.
2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis
gebracht.
3. Indien voor stukken op grond van artikel 86. eerste en tweede lid, van de
Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van
het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.
Artikel 14
Openbare kennisgeving
1De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging
op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huis blad en /of regionale kranten en
door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.
2. De openbare kennisgeving vermeldt:
a. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;
b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende
stukken kan inzien;
c. de mogelijkheid en de voorwaarden tot het uitoefenen van het spreekrecht als
bedoeld in artikel 17.
7