Verordening op de raadscommissies
veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de
raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van
de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te
honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere
beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Het accent van de bespreking zal niet zozeer komen te liggen op het houden van
monologen, maar op het voeren van een discussie tussen de aanwezige leden.
Artikel 22
De voorzitter van de commissie kan de leden een voorstel doen
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels
kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van
overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het
kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de
spreektijd te beperken.
Artikel 23
leder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 20,
tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de
betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder
beraadslaging, besloten door een raadscommissie.
Artikel 24
Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel
zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan
interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat
een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat de
leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt
artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige
toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies
niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over
hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel
raadsleden als niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de
voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige
onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen
en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het
uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering
doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot
de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit
aan bij artikel 26. derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten
aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of
afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat
betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel
32 van deze verordening.
Artikel 25
Om de duur van vergaderingen te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen
of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In hel eerste lid is een
Verordening op de raadscommissies
uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het
recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt
daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht
wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar
dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee
agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele
raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn
plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming
overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel
21).
Artikel 26
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde
verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van
overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere
personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een
raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan
de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden,
de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond
van de artikelen 8, 9, 19 en 20 van deze verordening reeds het recht om aan de
beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde
rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel
te doen lot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van
de vergadering.
Artikel 27
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp
voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie
neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt
met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en
ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten
behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties,
inclusief minderheidsstandpunten, worden zonodig de standpunten van alle fracties
opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het
fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de
raad.
Artikel 28
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden
aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en
voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van
toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten
karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en
geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de
stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en hel behandelde zal een
raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de
Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.