Blad 18 Reactie Het feit dat in een aantal gevallen bij de beslissing in het kader van de bouwvergunning mogelijk een procedurefout is gemaakt, staat los van de bestemmingsplanprocedure. Vaststaat dat geen van de aangevraagde bouwvergunningen kan worden verleend, omdat er zowel sprake is van strijdigheid met het vigerende plan als met het komende, voorliggende plan. Reclamanten, genoemd onder 6b, 6c en 6d, geven voorts aar. een wrakingsbesluit te hebben ontvangen, waarbij onder meer het gebruik als bedrijfswoning is gewraakt. Tegen dit wrakingsbesluit is door reclamanten een bezwaarschrift ingediend. Het door het college van burgemeester en wethouders gewraakte gebruik is volgens reclamanten onrechtmatig, omdat het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan kent namelijk geen gebruiksvoorschriften en op basis daarvan kan niet gewraakt worden, wordt bovendien nog door reclamant onder 6b gesteld Reactie Uit de beantwoording van de hiervoor genoemde bezwaren, blijkt dat er wel degelijk sprake is van strijdigheid met de vigerende bestemming. In alle gevallen is er, in tegenstelling tot wat reclamanten stellen, sprake van een bestemming waarin geen bedrijfswoningen mogen worden gerealiseerd. Concreet betreft het hier de bestemmingen "Openbaar groen", Verkeersdoeleinden en/of "Spoorwegdoeleinden". Hierdoor is wraking een volkomen aanvaardbaar wettelijk middel om te voorkomen dat illegale situaties onder het overgangsrecht van het regiem van het voorliggende bestemmingsplan vallen. In onderdeel C wordt nader ingegaan op de bezwaren met betrekking tot het overgangsrecht Over hetgeen reclamant onder 6b stelt, namelijk dat het gebruik van een gebouw als bedrijfswoning mogelijk is binnen het vigerende bestemmingsplan, omdat het plan geen gebruiksvoorschriften kent en daardoor niet gewraakt zou kunnen worden, willen we het volgende opmerken. Het bewonen van een bedrijfsgebouw is inderdaad niet tegen te gaan op grond van het bestemmingsplan. Echter, indien er sprake is van een inrichting van een gebouw ten behoeve van bewoning, dan gaat het in de regel niet uitsluitend meer om gebruik, maar om bouwvergunningplichtige werkzaamheden. Het Bouwbesluit stelt namelijk zodanige eisen aan de inrichting van een (bedrijfswoning dat mag worden aangenomen dat bij het inrichten van een (bedrijfsgebouw als woning er sprake zal zijn van bouwvergunningplichtige werkzaamheden. In de voorliggende situaties is hier ook sprake van, getuige de aanvragen om bouwvergunning van reclamanten. Reclamant onder 6a (Autobandenservice de Vries) vult in haar bezwaar aan dat de gemeente niet op haar Blad 19 principeverzoek, voorafgaand aan de bouwaanvraag voor de vestiging van de bedrijfswoning, heeft gereageerd. Als reden hiervoor wordt aangegeven dat de gemeenteraad snel een voorbereidingsbesluit heeft genomen dat op 3 mei 2001 van kracht is geworden. Indien de gemeente wel haa gereageerd op dit principeverzoek, dan had reclamant namelijk vóór 3 mei 2001 hetzelfde dan wel een aangepast bouwplan kunnen indienen en had men geen rekenina behoeven te houden met dit voorbereidingsbesluit. Reactie Hetgeen hier gesteld wordt is onjuist. Immers, uit onze vorige reactie is gebleken dat de bouwaanvraag sowieso in strijd met de bestemming was, ongeacht het feit of er wel of niet een voorbereidingsbesluit zou zijn genomen. Hier wordt er ten onrechte van uitgegaan dat er een bedrijfsbestemming op het perceel van toepassing was. Overigens is in relatie tot het voorbereidingsbesluit niet de datum van beslissing op een verzoek om bouwvergunning bepalend, maar de datum van binnenkomst van het verzoek. Indien er wel sprake was geweest van een bestemming waarbinnen een bedrijfswoning mogelijk was geweest en deze was binnengekomen vóór 3 mei 2001, had de gemeente dus toestemming moeten verlenen, ongeacht het gegeven dat na die datum zou zijn beslist. Voorstel De zienswijzen op dit onderdeel ongegrond verklaren. Reclamanten onder 6d (J. Volkers) en 6e (Expack Direct Delivery) voeren verder nog aan dat zij naar aanleiding van de bouwaanvraag voor de verandering van de bedrijfsgebouw ten behoeve van de vestiging van een bedrijfswoning door het college zijn verzocht om aanvullende stukken aan te leveren. Deze zijn direct aangeleverd, aldus reclamanten. Het college bericht hierop de aanvragers dat de aanvraag ontvankelijk is en dat er in principe binnen dertien weken een beslissing op de aanvraag moet worden genomen. Hierbij wordt er door reclamanten nog op gewezen dat dit beginsel uitzondering leidt in de door de wet omschreven gevallen, waarin de beslissing op de aanvraag tot nader order moet worden aangehouden. Uit de gehanteerde terminologie van aanhouden mocht worden afgeleid dat er geen sprake was van strijd met het bestemmingsplan, aldus reclamanten. Ten tijde van de indiening van de aanvraag was immers geen voorbereidingsbesluit van kracht. Reactie De bouwvergunningsprocedure betreft een formele procedure. Op het moment dat een bouwaanvraag binnenkomt, wordt eerst getoetst of de bouwaanvraag ontvankelijk is. De ontvankelijkheidstoets staat formeel gezien los van de bestemmingsplantoetsDe brief waarin erop wordt gewezen dat een bouwaanvraag ontvankelijk is, impliceert dus niet dat de aanvraag in het bestemmingsplan past en dat er

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 483