1. Inleiding 1 bevorderen, Afspraken over de gezamenlijke uitvoering van het Plan van Aanpak worden vastgelegd in een bestuursovereenkomst met de provincie. Ad d) Wat zijn van dit alles de organisatorische en personele consequenties? De toename van taken en bevoegdheden leidt in het bijzonder voor de sector Milieu tot nieuwe producten en diensten. Omdat de beleidsvernieuwing de uitvoering van de bodemtaken nadrukkelijk koppelt aan ruimtelijke dynamiek bij bedrijven en branches, is het belangrijk dat de nieuwe bodemtaken in samenhang met het ruimtelijk en economische beleid van de gemeente worden ontwikkeld en uitgevoerd. Door de nieuwe bodemtaken van de gemeente onder te brengen bij de sector Milieu en te integreren met de reeds bij de sector Milieu aanwezige bodemtaken kan het beste gebruik worden gemaakt van de thans reeds beperkt aanwezige deskundigheid op het brede terrein van bodemsanering. Door het samenvoegen van de bodemtaken bij de sector Milieu kunnen de communicatielijnen kort gehouden worden, waardoor de noodzakelijke afstemming beter kan worden gewaarborgd. Hierbij dienen, vanwege de vereiste bestuurlijke integriteit, de bodemtaken die ondersteunend zijn aan de stedelijke ontwikkeling enerzijds en de bevoegd gezagtaken ingevolge de Wbb anderzijds binnen de sector Milieu op een herkenbare wijze te worden georganiseerd. Dit is mogelijk door de onder meer aan ISV ondersteunende taken onder te brengen bij het team MO en de bevoegd gezagtaken onder te brengen zij het team BMZ. In verband met de overdracht van taken in het kader van de Wet bodembescherming stelt het ministerie van VROM een structurele vergoeding van 3 fte beschikbaar. Dit komt overeen met een bedrag van 450,000,-. Dit bedrag wordt per 1 juli 2002 aan de gemeente ter beschikking gesteld, 6 maanden voorafgaand aan de feitelijke taakoverdracht. Hoewel een exacte raming van de benodigde tijd voor de uitvoering van de bevoegd gezagtaken niet kan worden gegeven, kan mede op basis van ervaring van de provincie worden verwacht dat de door het ministerie beschikbaar gestelde middelen toereikend zijn voor de uitvoering van de bevoegd gezagtaken. Of de beschikbaar gestelde tijd ook voldoende zal zijn voor het op een adequate wijze uitvoeren van de bedrijvenregeling de gewenste intensivering van controle en handhaving, de nazorg en de aanpak van het landelijk gebied zal op basis van ervaringen nog moeten blijken. In dit verband is door het ministerie een evaluatie in het vooruitzicht gesteld van de totale apparaatskosten vergoeding aan provincies en gemeenten. v 1.1 Achtergrond en aanleiding van het project In 1997 verscheen het 'Kabinetsstandpunt over de vernieuwing van het bodemsaneringsbeleid'. Een belangrijk voornemen daarin betrof het vergroten van de slagvaardigheid van de overheid op bodemgebied, onder andere door het meer structureel mogelijk maken van het overdragen van taken en bevoegdheden van provincies aan gemeenten. Als onderdeel van het 'Uitvoerings programma beleidsvernieuwing bodemsanering' (UPR-BEVER) is dit vervolgens uitgewerkt. Dit resulteerde in een door het DUIV-overleg 1 op 17 februari 2000 aanvaard voorstel voor het overdragen van alle bodemtaken en -bevoegdheden, die er op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) zijn, van de provincies naar de rechtstreekse ISV-gemeenten 2, waarvan Leeuwarden er één is. Vervolgens zond de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) een brief aan de colleges van Burgemeester en Wethouders van deze gemeenten, waarin hij vroeg om aan te geven of en wanneer men alle taken en bevoegdheden op zich zou willen nemen. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden heeft de minister geantwoord, dat zij voor haar grondgebied alle taken en bevoegdheden van de Wbb per 1 januari 2003 van de provincie Fryslan wil overnemen. Daarop is het project 'overdracht provinciale bevoegdheden Wet bodembescherming aan de gemeente Leeuwarden' opgestart. 1.2 Probleemstelling van het project De probleemstelling van het project is op hoofdlijnen vierledig: 1. Wat zijn de gevolgen voor de gemeente Leeuwarden van de invoering van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) en de implementatie van de integrale resultaten van het UPR-BEVER?; 2. Wat zijn de functies en taken van een gemeente als bevoegd gezag Wbb?; 3. Hoe kan, in samenwerking met de provincie, de overdracht van de taken en bevoegdheden van de Wbb het beste vorm worden gegeven?; 4. Wat zijn de consequenties voor de gemeente Leeuwarden in organisatorisch en personeel opzicht? 1.3 Fasering van het project en doelen per fase Voor het beantwoorden van de in paragraaf 1.2 geschetste problematiek is gekozen voor een projectmatige aanpak. Zodoende kunnen alle relevante aspecten op systematische wijze bij het Het periodieke overleg van het Directoraat Generaal Milieubeheer van het Ministerie van VROM, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. 2 Dit zijn de 30 grootste gemeenten van Nederland, inclusief de vier grote steden die reeds enkele jaren over alle taken en bevoegdheden van de Wbb beschikken. De afkorting ISV staat voor Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. Dit is een integraal budget dat gemeenten krijgen op grond van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) en waaruit zij onder andere bodemsanering kunnen bekostigen. Op grond van de Wsv hadden rechtstreekse gemeenten al enkele taken en bevoegdheden van de Wbb voor wat betreft de uitvoering van bodemsanering in het stedelijk gebied gekregen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 525