Tot slot:
7
het monitoren van de voortgang van de bodemsaneringsoperatie binnen het gehele
gemeentelijke grondgebied middels de in het kader van project BEVER C2 ontwikkelde 18
monitoringsindicatoren;
het afleggen van verantwoording aan het ministerie van VROM over de voortgang van de
uitvoering en de bereikte resultaten met het oog op het behalen van de NMP-3
doelstellingen;
de rechtstreekse gemeente maakt afspraken met de provincie over de wijze waarop
structurele afstemming en overleg op het gebied van beleids- en uitvoeringskwaliteit worden
vormgegeven. Tevens maakt zij afspraken over de uitvoering van het gebiedsgerichte beleid
en de prioriteitsstelling in het landelijk gebied, de aanpak van de grensoverstijgende
problemen, branchebenaderingen en contacten met grootsaneerders.
De rechtstreekse gemeente krijgt hiermee een positie die vergelijkbaar is aan die van de huidige
G4 (Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Amsterdam). De provincie heeft geen toezichthoudende of
controlerende rol ten aanzien van de rechtstreekse gemeenten. De provincie en de rechtstreekse
gemeenten zullen wel, als 'collega' bevoegd gezag binnen één provincie, zoveel mogelijk
gezamenlijk optrekken op het gebied van beleidsontwikkeling en kwaliteit van de uitvoering. Een
beperkt deel van de bodemtaken zullen niet worden overgedragen zoals de bodemsanering bij
branches (bijvoorbeeld gasfabrieken), Navos en waterbodems.
In organisatorisch opzicht is het van belang om te bekijken hoe deze taken het beste kunnen
worden geïntegreerd in de bestaande bodemtaken van de gemeente. Hierop zal in hoofdstuk 3
nader worden ingegaan.
2.2 De provincie Fryslan
De uitkomst van het UPR-BEVER-proces, dat op onderdelen door de komst van het ISV nog eens
versneld tot stand is gekomen, maakt het onder meer mogelijk dat de rechtstreekse gemeenten
hebben kunnen aangeven (op termijn) ook bevoegd gezag ex Wbb te worden. Leeuwarden heeft
van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en zal per 1-1-2003 collega-bevoegd gezag ex Wbb van
de provincie zijn.
Deze territoriale tweedeling schept naar de mening van de provincie de wens, zo niet de
noodzaak, om tot gezamenlijke afspraken te komen tussen de beide bevoegde gezagen. Deze
afspraken moeten onder meer betrekking hebben op de beleidsmatige aspecten van de uitvoering
van de Wet bodembescherming en de Wet stedelijke vernieuwing, voor zover het in dit laatste
geval de bodemaspecten betreft. Met deze onderlinge afspraken kunnen de beide bevoegde
gezagen afspraken maken over gezamenlijk beleid ten aanzien van bijvoorbeeld de behandeling
van bedrijven en particulieren met betrekking tot het (laten) uitvoeren van bodemonderzoek en
sanering enerzijds en het verstrekken van ISV-bijdragen aan derden of subsidies anderzijds.
Ten aanzien van het beleid kan onderscheid gemaakt worden in bestaand beleid, beleid dat tot
stand komt tot 1-1-2003 en beleid dat tot stand komt in de periode daarna.
Voor van het bestaande beleid moet worden opgemerkt dat Provinciale Staten bevoegd zijn tot
het vaststellen van milieubeleid voor de gehele provincie, dus los van de vraag wie bevoegd
gezag is. Het gaat dan om het formuleren van meer algemene doelstellingen die voor het gehele
grondgebied van de provincie Fryslan gelden. De hoofdlijnen van dit provinciale milieubeleid zijn
vastgelegd in het Provinciaal Milieubeleids Plan (PMP). Naast het daar beschreven algemene
beleid zijn meer recent nog andere beleidsstukken gerealiseerd, die meer specifiek betrekking
hebben op het beleidsterrein bodem(sanering). Hierbij kan worden gedacht aan het provinciaal
beleid met betrekking tot functiegericht saneren en het juridisch bevelsbeleid. Omdat momenteel
al veel provinciaal beleid tot stand gekomen is, dat in de huidige situatie ook voor het grondgebied
van de gemeente geldt, ziet de provincie het als haar streven dat samen met de gemeente
Leeuwarden dit beieid wordt voortgezet na 1-1-2003. Op die manier is een maximale afstemming
op de meest doelmatige wijze gerealiseerd en vallen er geen beleidsmatige gaten.
Voor bodem(sanering)beleid dat op grond van de Wet bodembescherming wordt opgesteld na 1-
1-2003 heeft de provincie de nadrukkelijke wens om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Dat
geldt uiteraard niet alleen voor 'echt nieuw' beleid, maar ook voor eventuele aanpassingen van
bestaand beleid. Op die manier wordt een maximale afstemming bereikt tussen de beide
bevoegde gezagen. Hierbij kan gedacht worden aan een gezamenlijke benadering van de BSB-
operatie en de uitvoering van de Bedrijvenregeling.
Voor de periode tussen nu en 1-1-2003 streeft de provincie zoveel mogelijk naar samenwerking
met de gemeente Leeuwarden bij de totstandkoming van het bodem(beleid)beleid. Hoewel beide
partijen tot 1-1-2003 verschillende verantwoordelijkheden hebben, acht de provincie het een
goede zaak om dit 'tussentijdse beleid' gezamenlijk op te pakken. Samenwerking tussen beide
partijen zal het credo (moeten) zijn. verder uitgewerkt moeten worden. Eén van de zaken die op
de rol staan om in deze periode te worden aangepakt is toezicht en handhaving. De
samenwerking in de periode tot 1-1-2003 kan naar de mening van de provincie het beste gestalte
krijgen door het uitvoeren van een gezamenlijk opgesteld plan van aanpak dat met instemming
van de beide colleges wordt uitgevoerd.
Eén van de meer in het oog springende uitingsvormen van het "bevoegd gezag-zijn" wordt
gevormd door het afgeven van beschikkingen op grond van de Wet bodembescherming. De
provincie heeft op dit gebied in de loop der jaren grote know-how opgebouwd. De gemeente staat
wat dat betreft nog aan het begin. Om een geruisloze overgang in de beschikkingverlening te
bewerkstelligen c.q. de gemeente goed voorbereid aan haar nieuwe rol te laten beginnen, wil de
provincie haar ervaring graag delen met Leeuwarden. De wijze waarop dit het beste kan gebeuren
zal mede bepaald worden door de wensen van de gemeente en de mogelijkheden bij de provincie.
Gedacht zou kunnen worden aan het meelopen van gemeentelijke medewerker(s) bij de provincie.
Door de gemeente op een dergelijke wijze te ondersteunen denkt de provincie een goede
overgang naar een situatie met twee bevoegde gezagen Wbb mogelijk te maken. Deze goede
overgang dient uiteraard niet alleen ten aanzien van de beschikkingverlening plaats te vinden,
maar geldt eveneens voor andere taken die nu nog door de provincie en straks door de gemeente