3.2.2 Informatiestrategie
3.2.3 Planning en programmering
het gemeentelijk informatiebeheer, de wijze van programmeren, de uitvoering en monitoring als
gevolg van de overdracht van bevoegd gezagtaken krachtens de Wet bodembescherming.
Een van de afspraken met het rijk bestaat uit het opstellen van een gemeentedekkend beeld van
de bodemkwaliteit. Voor het verkrijgen van een gemeentedekkend beeld staat de gemeente tal
van informatiebronnen beschikbaar. Hierbij gaat het niet alleen om bodeminformatie die wordt
verkregen bij de uitvoering van de Wbb, maar ook om bodeminformatie die beschikbaar komt bij
de uitvoering van bevoegd gezag taken ingevolge de Wm, Ww, WRO etc. en uitvoeringstaken
zoals de aanleg en het onderhoud van rioleringen en bij het verwerven van grond voor het
realiseren van stadsuitbreidingen. Voor het verkrijgen van een gemeentedekkend beeld van de
bodemkwaliteit is het derhalve van belang om informatie die beschikbaar komt uit
inventariserende onderzoeken te koppelen aan de bodeminformatie die beschikbaar komt bij de
uitvoering van andere gemeentelijke taken. Voorts zal bij de programmeringstaak in het kader van
ISV de informatiebehoefte toenemen evenals voor de periodieke prestatie- en
bestedingsverantwoording. Daarnaast vormt de informatiestructuur de basis voor de
monitoringssysthematiek. In het kader van de intensivering van de bodemoperatie wordt verwacht
dat het aantal in te voeren rapporten zal toenemen. Anderzijds zal naar verwachting het invoeren
van gegevens sneller gaan door ontwikkelingen in de applicatie en het digitaal aanleveren van
gegevens.
Programmeren betekent het plannen van de uitvoering van bodemsanering van verontreinigde
locaties, inclusief het regelen van de financiering. Gezien de ontwikkelingen op landelijk niveau
(moet bodemsanering aansluiten op dynamiek in drie segmenten; per segment is er een
specifieke financieringsregeling) geschiedt het programmeren van verontreinigde locaties langs
drie sporen:
Programmeren in het kader van het MOP (het plannen van de sanering van verontreinigde
locaties in aansluiting op de ontwikkelingen in het stedelijk gebied; financiering via het ISV).
Programmeren in het kader van het Wbb-vijfjarenprogramma voor het landelijk gebied (het
plannen van de sanering van verontreinigde locaties in aansluiting op de ontwikkelingen in
het landelijk gebied; financiering via de Wbb).
Programmeren in het kader van de branche- en ondernemingsdynamiek (het plannen van de
sanering van verontreinigde in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen; financiering via
de bedrijvenregeling (BSB 2)).
In deze paragraaf komt uitsluitend het eerste spoor aan de orde. Voor de statische locaties
(verontreinigde locaties waar geen dynamiek is voorzien) geldt dat de gemeente Leeuwarden
deze afzonderlijk en kenbaar in de programma's opneemt en volgens plan saneert, dan wel veilig
stelt dat deze worden gesaneerd als het gaat om saneringen door derden. In ieder geval wordt bij
iedere sanering vooraf een juridische toets uitgevoerd om vast te stellen of en in hoeverre een
14
eigenaar en/of veroorzaker kan worden aangesproken. Het tijdstip waarop de sanering volgens de
urgentiesystematiek dient te worden uitgevoerd is voor de planning van de statische locaties
maatgevend, behalve wanneer binnen afzienbare tijd de locatie "dynamisch"kan wordengemaakt.
In deze paragraaf wordt het programmeringsproces geschetst voor wat betreft de dynamische
locaties in het stedelijk gebied. Het proces is beschreven vanuit het perspectief van de
ontwikkeling van een locatie en is onderverdeeld in een aantal stappen die niet noodzakelijkerwijs
in de gegeven volgorde moeten plaatsvinden.
Programma en fonds
D) Eén van de belangrijkste gevolgen van het UPR-BEVER (tevens een belangrijk idee achter de
invoering van het ISV) is het principe van de vangnetfinanciering (de overheid financiert
bodemsanering indien geen enkele andere partij daarop kan worden aangesproken)
vervangen wordt door een zogenoemd participatiestelsel, waarin de overheid geld actief en
bewust besteedt, daar waar het effectief is voor het bereiken van de gestelde doelen. Het
accent ligt daarbij op het behalen van een maximaal rendement van de 'milieugulden', door
het genereren van gelden uit de markt. Voor een optimale werking van het participatiestelsel
wordt aansluiting gezocht bij dynamiek.
Het nieuwe financieringssysteem voor de bodemsanering houdt op hoofdlijnen het volgende in.
De gemeente ontvangt een vijfjaarsbudget voor respectievelijk het stedelijk gebied en het
niet-stedelijk gebied op basis van vijfjarenprogramma's
De bijdrage is gekoppeld aan een inspanningsverplichting voor de gemeente om circa 75%
van de saneringskosten door te berekenen aan derden (multiplier).
De eigen bijdrage van de gemeente (7,5% 1000.000,- per geval) komt te vervallen. De
eigen bijdrage van de gemeente is voortaan afhankelijk van de mate waarin kosteneffectief
wordt gesaneerd en de mate waarin het de gemeente lukt om geld van derden te genereren.
De gemeente legt aan het ministerie van VROM primair verantwoordelijkheid af over de
bereikte resultaten (prestatieverantwoording) en niet meer over de wijze waarop die resultaten
zijn bereikt (bestedingsverantwoordelijkheid op basis van single-audit).
Voor de periode 2000-2004 heeft het Rijk in 2000 (ISV-) budget beschikbaar gesteld op basis van
de in 1999 bekende en geplande ontwikkelingslocaties. Op basis van dit programma is een
meerjarenprogramma ISV-bodem opgesteld (zie bijlage 7). De sectie Bodem van de dienst
Stadsontwikkeling actualiseert de bodemmodule jaarlijks in overleg met de ISV-coördinator (sector
Bouwen en Wonen) op basis van de stand van zaken van de plannen, vastgestelde bijdragen,
nieuwe initiatieven en nieuwe ramingen. Het budgethouderschap van de ISV-budgetten is centraal
ondergebracht bij de controller van de dienst. Middels de systematiek van de planning en
controlecyclus wordt bij de perspectiefnota en begroting vastgesteld naar welke projecten of
activiteiten de middelen worden toebedeeld. Het verdeelvoorstel ISV vormt daarbij het
uitgangspunt. Toegekende budgetten worden door de controller aan de betreffende
budgethouders toegewezen. Deze zijn vervolgens verantwoordelijk voor ordentelijk beheer van de
toegekende budgetten. Bij de beoordeling van de voorstellen werken de ISV-coördinator en de
15