3.2.4 Uitvoering onderzoek en sanering 16 3.2.5 Monitoring 3.2.6 Capaciteitsbehoefte bodemtaken ISV controller nauw samen. Belangrijkste criteria zijn het voldoen aan de ISV-voorwaarden en het MOP. (N.B. Het op basis van het meerjarenprogramma voor bodemsanering toegekende budget is gelabeld voor bodemsanering. Het is niet per definitie gereserveerd voor projecten in de (meerjaren)bodemmodule, maar wel voor 'bodemsanering'. De procesmanager bodem (sectie bodem) wordt deelbudgethouder en bewaakt de resultaten van de gemeente met betrekking tot de bodemsanering en verzorgt mede de prestatieverantwoording aan het Rijk. De bijdrage voor bodemsanering staat niet op zichzelf; vanuit het totale project zal moeten worden bezien in hoeverre een bijdrage voor bodemsanering nodig is. In een nog op te stellen nota zullen hiervoor de criteria worden genoemd. In het stedelijk gebied maakt bodemsanering vrijwel altijd onderdeel uit (met uitzondering van statische gevallen) van een groter geheel (nieuwbouw, revitalisering). Hierdoor verandert ook de betrokkenheid van de overheid bij de uitvoering van de bodemsanering. Meestal is het voortaan niet de "milieuoverheid" die de kar trekt maar een ander organisatieonderdeel binnen de gemeente of een derde, bijvoorbeeld een projectontwikkelaar. De mate van betrokkenheid is afhankelijk van het volgende onderscheid.: 1. De aanwezige bodemverontreiniging wordt binnen het grotere geheel marktconform gefinancierd en uitgevoerd, waarbij de milieuoverheid uitsluitend betrokken is op grond van de bevoegd gezagtaak. 2. De bodemverontreiniging wordt gedeeltelijk binnen het project gefinancierd (ISV-bijdrage). Hierbij is het onderscheid van belang in locaties waarvan de gemeente eigenaar is en locaties waarvan derden eigenaar zijn. 3. Vanwege het ontbreken van een groter geheel (statische locatie) komen de kosten geheel ten laste van de overheid. Ad.1.: Wanneer een derde de initiatiefnemer is, is de overheid hierbij uitsluitend betrokken in het kader van vergunningverlening en dergelijke. Wanneer de gemeente de initiatiefnemer is, is het team MO evenals in het verleden, hierbij betrokken op grond van de aldaar aanwezige deskundigheid. Ad.2.: Vanwege de medefinanciering uit ISV-middelen is de betrokkenheid van de sector MO intensief. Het realiseren van een zo groot mogelijke externe financiële participatie (multiplier) vormt hier hèt centrale item. Ad.3.: De sanering van statische gevallen komen als gevolg van ISV, qua werk en kosten, volledig voor rekening van de gemeente. In feite vormt dit het deel van de activiteiten dat nu ook door de overheid, voornamelijk de provincie, wordt uitgevoerd. Deze saneringen worden binnen de nieuwe systematiek, in tegenstelling tot het verleden, beschouwd als saneringen in eigen beheer. De bestedinqsverantwoordinq wordt in de ISV-systematiek geplaatst binnen het gangbare verantwoordingssysteem van de gemeente zelf. Bij een integrale controle (single-audit op gemeentelijk niveau) zal de controlerend accountant bij de beoordeling van de financiën niet volstaan met een procesmatige toetsing, maar zal hij een boekenonderzoek doen naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inzet van middelen en de beoordeling van de administra tie van de gemeente. Daarin wordt, vanaf de inwerkingtreding van de programmatische aanpak, de rechtmatigheid van de besteding van bodemsaneringsgelden verankerd, voor zover deze gelden door de gemeente zijn besteed. Uitkomsten van deze controle zullen - in de vorm van een financieel verslag van de gemeente - hun weg vinden naar B&W respectievelijk de Gemeenteraad. De periodieke rapportages die in het kader van de bestedingsverantwoording worden gezonden aan de minister van BZK, worden in afschrift gestuurd aan de minister van VROM. Dit om te bewerkstelligen dat de minister van VROM zich van de rechtmatigheid van de besteding van door hem ter beschikking gestelde bodemsaneringsmiddelen kan vergewissen en zich daarover kan verantwoorden aan de Tweede Kamer. Bezien moet worden in hoeverre de huidige wijze van verantwoording binnen de gemeente aansluit met de wijze van verslaglegging zoals deze door het Rijk wordt verwacht. De prestatieverantwoordinq vindt in de geschetste programmatische aanpak plaats doordat de gemeente Leeuwarden jaarlijks, door middel van een output-rapportage aan de minister van VROM, verantwoording aflegt over de vorderingen in het realiseren van het gedefinieerde vijfjarenprogramma (inclusief statische gevallen) en de daarin opgenomen doelen tegen de achtergrond van de totale opgave om ultimo 2022 de bodemproblematiek beheersbaar te hebben. De output-rapportage is in beginsel gebaseerd op alle 18 (in BEVER-deelproject C2 ontwikkelde) monitorings-indicatoren. Monitoring en (prestatie)verantwoording zijn daarmee onlosmakelijk met elkaar verbonden geworden. Als gevolg van de hierboven geschetste systematiek is de individuele beoordeling van gevallen verlaten. In plaats van de individuele beoordeling zal een meer procesmatige toetsing plaatsvinden binnen de hiervoor geschetste opzet. De beschikking over een adequate administratieve organisatie en een kwaliteitsborgingsysteem speelt daarbij een belangrijke rol. Voor het uitvoeren van de nieuwe activiteiten die voortvloeien uit de werkwijze als gevolg van het ISV is 1,7 extra formatie noodzakelijk. In bijlage 2 is de capaciteitsraming aangegeven. De 1,7 fte extra formatie wordt gefinancierd via de bodemmodule van het MOP. 17

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 533