22
4. Uitgangspunten vormgeving nieuwe werkwijze en organisatie
kader van het beheer van het bodemsaneringsfonds ISV. De jaarlijkse prestatieverantwoording
vindt integraal plaats met de prestatieverantwoording in ISV-kader. Daarnaast dient in het kader
van de NMP-3 doelstellingen een integrale monitoring plaats te vinden van de bodemsanering
binnen gemeenten. Dit betreft de voortgang van de bodemsanering in het stedelijk gebied.
Controle en handhaving
Als gevolg van het in hoofdstuk 2 geschetste nieuwe bodemsaneringsbeleid ontstaat een meer
pluriforme bodemsaneringsoperatie in Nederland met meer accent op saneringen in eigen beheer
en als gevolg daarvan een grotere afstand van de overheid bij de uitvoering van de saneringen. In
het kader van de beleidsvernieuwing zijn daarom afspraken gemaakt om de kwaliteitsborging,
controle en handhaving door het bevoegd gezag te verbeteren en te intensiveren. Uitvoering van
deze afspraken heeft gevolgen voor de bevoegde instanties en de saneerders in eigen beheer
(bedrijven en overheden). Voor de gemeente Leeuwarden betekent dit enerzijds dat extra
aandacht moet worden besteed aan het interne kwaliteitsborgingsysteem en anderzijds dat ten
opzichte van de huidige uitvoeringspraktijk van provincies extra aandacht moet worden
geschonken aan de controle op de uitvoering van de bodemsanering door derden. Integratie van
de controleactiviteiten voor bodemsanering met de controles in het kader van andere
milieuwetgeving ligt voorde hand (integraal controleplan).
3.3.6 Capaciteitsbehoefte bevoegd gezagtaken
Voor de activiteiten die voortvloeien uit de nieuwe bevoegd gezagtaken Wbb en de nieuwe
bedrijvenregeling is 2,9 nieuwe formatie noodzakelijk.
4.1 Overwegingen met betrekking tot het te voeren beleid
Op grond van de beschrijving in hoofdstuk 2 en 3 kan samenvattend het volgende worden
geconcludeerd. Hiermee wordt tevens antwoord gegeven op de onderwerpen a, b en d van de
vraagstelling in paragraaf 1.2. Het antwoord op vraag C komt aan de orde in hoofdstuk 5.
a) Wat zijn de gevolgen voor de gemeente van de uitvoering van de Wet stedelijke vernieuwing
(Wsv) en de implementatie van BEVER/ISV?
b) Wat zijn de functies en taken voor de gemeente als bevoegd gezag Wbb?
d) Wat zijn in het algemeen de consequenties voor de gemeente in organisatorisch en personeel
opzicht?-
1De invulling van de bodemsaneringstaken van de gemeente Leeuwarden is onder invloed van
de beleidsvernieuwing bodemsanering (BEVER) en het ISV aan grote veranderingen
onderhevig. Integratie van bodemsanering en lokale en regionale ontwikkelings- en
investeringsprogramma's staat bij de beleidsvernieuwing centraal binnen de segmenten
stedelijk gebied, landelijk gebied en bedrijven/branches.
2. In aansluiting hierop is de gemeente Leeuwarden met ingang van 1-1-2000 uitgerust met
meer bevoegdheden over de besteding van de financiële middelen ingevolge de Wet
stedelijke vernieuwing. Vanaf 1-1-2003 volgen meer bevoegdheden over het bodembeleid,
het tijdstip en de wijze waarop de saneringen worden uitgevoerd. De gemeente Leeuwarden
wordt per genoemde datum namelijk bevoegd gezag Wbb.
3. De toename van taken en bevoegdheden leidt voor de sector Milieu tot: (a) intensivering van
de faciliterende rol (een marktgerichte aanjaagfunctie) en (b) een uitbreiding van de bevoegd
gezag rol met betrekking tot het preventieve (onder andere de calamiteitenregeling) en
curatieve bodembeheer. Tevens leidt dit tot voor de gemeente Leeuwarden nieuwe producten
en diensten. Voor de ontwikkeling van deze nieuwe producten en diensten is een integrale
benadering vereist, naast een grote krachtsinspanning.
a. De intensivering van de faciliterende rol komt tot uitdrukking in het stedelijk gebied en het
landelijk gebied door het stimuleren en initiëren van bodemsanering in het kader van de
uitvoering van het MOP en in mindere mate in het segment branches en bedrijven door het
introduceren en stimuleren van de mogelijkheden van het nieuwe beleid (onder meer de
bedrijvenregeling).
b. De uitbreiding van de bevoegd gezag rol komt tot uitdrukking in de verantwoordelijkheid voor
het behalen van de NMP-3 doelstellingen met de ingevolge de Wsv (voor het stedelijk gebied)
en Wbb (voor het landelijk gebied) beschikbaar gestelde financiële middelen (inclusief
prestatie- en bestedingsverantwoordelijkheid), alsmede in het nemen van besluiten over de
23