2
Om bodemsanering te integreren in (markt)investeringen wordt de saneringsdoelstelling
aangepast. De bodem moet in het vervolg geschikt worden gemaakt voor het beoogde gebruik. Dit
zogenoemde 'functiegericht saneren' levert een kostenbesparing op van 35 a 50% vergeleken met
de oude multifunctionele saneringsdoelstelling. Een verdere kostenbesparing ontstaat door
(geplande) samenloop met ontwikkelingsactiviteiten. Het nieuwe beleid voor functiegericht
saneren is vastgelegd in het BEVER/UPR deelrapport 'Van trechter naar zeef (oktober 1999) en
het daarop gebaseerde Kabinetsstandpunt over de functiegerichte en kosteneffectieve aanpak
van bodemverontreiniging (november 1999).
Door integratie van bodemsanering in ruimtelijke en economische investeringsprogramma's
verandert het krachtenveld. Er ontstaan nieuwe groepen van belanghebbenden bij het verbeteren
van de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld projectontwikkelaars en eigenaren. Deze groepen zullen
worden aangesproken op het vertalen van hun belang in medefinanciering van de bodemsanering.
Het principe 'de vervuiler betaalt' blijft onverlet, maar wordt aangevuld met het principe 'de
belanghebbende betaalt mee'.
De overheid faciliteert, ook in financiële zin. De milieuoverheid is één van de belanghebbenden en
krijgt ruimere mogelijkheden om financieel te participeren in bodemsaneringsactiviteiten van
derden, teneinde stagnatie op te heffen en ontwikkelingen te stimuleren. Dit participatiestelsel
komt in de plaats van het huidige systeem van 'vangnetfinanciering', waarin de milieu-overheid
alleen financiert als alle andere mogelijkheden zijn uitgesloten. Het huidige onderscheid tussen
'Wbb-saneringen' (of 'overheidssaneringen') en 'Saneringen in eigen beheer' (Seb) komt daarmee
te vervallen.
Om een flexibele uitvoering en een betere handhaving van het nieuwe beleid mogelijk te maken
wordt de regelgeving aangepast en vereenvoudigd. In de eerste plaats zijn algemene regels
opgesteld voor gevallen waarin een standaardaanpak mogelijk is. Hierdoor worden procedures tot
een minimum beperkt en neemt de administratieve lastendruk af. Ten tweede krijgt het bevoegd
gezag Wbb binnen kaders meer ruimte voor maatwerkoplossingen, daar waar
standaardoplossingen niet kunnen. Het financieel-juridisch instrumentarium wordt sterk vereen
voudigd en de verantwoordelijkheid en bevoegdheden komen te berusten bij de bevoegde
gezagen Wbb, met inbegrip van de bevoegdheid tot kostenverhaal, inclusief het treffen van
schikkingen.
Door decentralisatie worden de Wbb taken en bevoegdheden gelegd op het meest doelmatige
schaalniveau. Voor het stedelijk gebied zijn dit de (grote) gemeenten; voor het landelijk gebied de
provincies. Dit impliceert dat de 'rechtstreekse ISV-gemeenten' alle bevoegd gezag taken bij
attributie krijgen toegewezen, tenzij zij aangeven dit niet te willen. Zesentwintig grote gemeenten
(waaronder Leeuwarden) krijgen zodoende dezelfde Wbb-status als de vier grote steden thans al
bezitten. In het kader van het BEVER-UPR zijn er afspraken gemaakt over de procescondities die
bij bedoelde decentralisatie in acht moeten worden genomen.
Het alloceren van geld voor bodemsanering vanuit de milieubegroting vindt in aansluiting op de
hiervoor geschetste ontwikkeling plaats. Voor een optimale werking van het participatiestelsel
wordt aansluiting gezocht bij maatschappelijke dynamiek, omdat deze dynamiek de drijvende
kracht is achter de planning, uitvoering en financiering van de bodemsanering. Bodemsanering
moet daartoe worden geïntegreerd in de planning van alle relevante maatschappelijke actoren. Dit
is een voorwaarde om de bodemsanering af te stemmen op de gewenste functie van de bodem,
vertraging te voorkomen en maximale kostenreductie en financiële bijdrage van alle betrokkenen
te realiseren.
De aansluiting op dynamiek wordt gerealiseerd met behulp van een segmentering van het
werkveld. De ontwikkelde segmentering heeft als invalshoeken de investeringen in stedelijk en
landelijk gebied (aansluiten op ruimtelijke dynamiek) enerzijds en anderzijds de investeringen van
branches en ondernemingen (aansluiten op ondernemingsdynamiek). De drieledige segmentering
bouwt voort op een in de afgelopen jaren gegroeide praktijk 5. Hierna wordt kort op elk der
segmenten ingegaan, vanuit het perspectief van een grote gemeente als de gemeente
Leeuwarden.
Bodemsanering in het stedelijk gebied
Om gemeenten tot het voeren van een integraal beleid rondom wonen, stadseconomie en de
fysieke omgeving in staat te stellen, is op Rijksniveau besloten om de diverse subsidiestromen op
dit gebied te bundelen in één integraal budget: het ISV. Het ISV vindt zijn grondslag in de Wsv.
Gemeenten dienen voor het verkrijgen van een ISV in het kader van de Wsv zogeheten
'vijfjarenontwikkelingsprogramma's' vast te stellen. Deze programma's bieden op samenhangende
wijze inzicht in de door de gemeente gewenste 'fysieke' stedelijke vernieuwingsprocessen. Een
deel van de bodemsaneringskosten, die met de beoogde vernieuwingsprocessen gepaard gaan,
kunnen met behulp van het ISV worden gefinancierd. Om de hoogte van de bijdrage voor
bodemsaneringskosten te kunnen bepalen, maakt een 'bodemmodule' onderdeel uit van het
vijfjarenontwikkelingsprogramma.
De rechtstreekse gemeenten hebben in 1999/2000 voor het eerst een ontwikkelingsprogramma
met bodemmodule gemaakt. Op basis van de in de bodemmodule opgenomen ramingen van de
saneringskosten voor de eerste vijfjaarsperiode, zijn financiële middelen aan het Wbb-budget
onttrokken en - gebundeld met andere subsidiestromen - in de vorm van een ISV aan de
rechtstreekse gemeenten toegekend.
Voor het ISV is een ISV-beleidskader opgesteld. Centraal daarin staan 12 prestatievelden,
waarvan er zes procesmatig en zes inhoudelijk van aard zijn. De procesmatige prestatievelden
zijn in twee thema's verdeeld: integratie en samenwerking (1, 2 en 3) en strategische
investeringen (4, 5 en 6). De inhoudelijke prestatievelden zijn eveneens in twee thema's verdeeld:
leefbaarheid (7, 8 en 9) en duurzaamheid (10, 11 en 12). De bodemmodule van het
ontwikkelingsprogramma maakt formeel onderdeel uit van het prestatieveld duurzaamheid.
5 Voorbeelden zijn: de VINEX-aanpak (bodemsanering en woningbouw), het project Krimpenerwaard (bodemsanering
en landinrichting c.q. plattelandsvernieuwing) alsmede de afspraken in het kader van SUBAT en SBNS
(bodemsanering en herstructurering van een branches respectievelijk de revitalisering van spoorwegemplacementen
en stationslocaties).