2
gewijzigd dienen te worden. Ook de waarde van de standaardbrieven voor de gemeente
Leeuwarden zullen onder de loep genomen worden.
Dit project, waarvoor de gemeente Leeuwarden primair verantwoordelijk is, is van belang in de
aanloop tot 1 januari 2003. Vanaf dit moment is ook bij de gemeente Leeuwarden de basis gelegd
voor een kwaliteitssysteem en zullen de organisaties dit systeem zelf actualiseren of verder
ontwikkelen. Gezien de verschillen in beide organisaties en de plaats van kwaliteitszorg hier
binnen, zal verdere afstemming extensiveren. Derhalve is verdere afstemming van beperkt belang.
A. Informatievoorziening
1 Opwaarderen BlO-bestanden
De kaartlaag met potentieel verdachte locaties wordt voor een belangrijk deel gevoed door het
Bijzonder Inventariserend Onderzoek (BIO) I en II. Dat door de provincie opgebouwde bestand
bestaat uit (voormalige) bedrijfsactiviteiten met een verhoogde kans op bodemverontreiniging. Op
basis van de SBI-code zijn het register van de Kamer van Koophandel (BIO l-bestand) en de
Hinderwet/Wet Milieubeheerarchieven (BIO ll-bestand) gescreend en ontsloten. In Leeuwarden
zijn zo'n 6400 activiteiten onderscheiden Om deze gegevens te gebruiken voor de werkvoorraad is
het van belang dat die bedrijfsactiviteiten worden gelokaliseerd en in eerste instantie herleid naar
een huidig adres. Via een automatiseringsslag (vergelijking BlO-bestand met adressenbestanden)
is dat grotendeels gelukt. Zo'n 25% van het BlO-bestand (plusminus 600 locaties) was echter niet
te matchen. Deze vergen dan ook nadere aandacht om een activiteit te kunnen lokaliseren.
2 rubriceren/selecteren
Dat bestand met adressen (zie vorige activiteit) dient vervolgens worden ingedikt. Op 1 terrein
kunnen zich in de loop van de tijd meerdere potentieel bodembedreigende activiteiten hebben
afgespeeld. Die activiteiten met hun respectievelijke adressen worden derhalve tot 1 locatie
herleid. Die cumulatieve informatie wordt vergeleken met kaartlaag 2 (de onderzochte locaties).
Op grond daarvan kan een oordeel worden geveld over de onderzoeksresultaten (zijn de
verdachte deellocaties [voldoende] onderzocht).
3 slimme methode
Belangrijk doel van de acties 2.1 en 2.2 is natuurlijk het verkrijgen van inzicht in de werkvoorraad
(2005). Ten behoeve daarvan is landelijk een 'slimme methode' in de maak. SBI zal daarbij
worden omgezet in een UBI om nog gerichter uitspraken te kunnen doen omtrent de kans
(gerelateerd aan aard [toxiciteit, mobiliteit] gebruikte stoffen, omvang bedrijvigheid, bedrijfsduur
e.d.) op bodemverontreiniging. Samen met de ervaring die is opgedaan met branchegerichte
bodemonderzoeken en een relatief beperkt veldwerkprogramma zal dit het beeld van de
werkvoorraad vervolmaken.
De gemeente heeft inmiddels, samen met de provincie, een project gestart om een begin te maken
met de acties A1, A2 en A3. Dit project is gestart is juni 2000. In een vervolg op dit project zal
onder meer een verdere opdeling naar statisch/dynamisch, sanering eigen
beheer/[partiele]overheidsfinanciering, [potentieeljernstig/niet ernstig, [potentieeljurgent/niet urgent
gedetailleerd worden.
Voor de werkzaamheden tot 1 januari 2003 is de gemeente Leeuwarden primair verantwoordelijk.
Uiteindelijk, na 1 januari 2003, hebben de provincie Fryslan en de gemeente Leeuwarden een
afzonderlijke verantwoordelijkheid op het gebied van de NMP3-doelstelling en derhalve voor deze
onderdelen. Derhalve zal afstemming op deze onderdelen zich beperken tot het uitwisselen van
ervaring en niet structureel worden.
4 gegevensuitwisseling
Onlangs is een provinciaal project gestart om te komen tot digitalisering
(Bodeminformatiesysteem [BIS] voor alle gemeenten) van bodemkwaliteitsgegevens in de gehele
provincie. In het kader van het landsdekkend beeld, actief bodembeheer en monitoring van de
bodemsaneringsoperatie worden alle gemeenten voorzien van een bodeminformatiesysteem. Dat
wordt vervolgens op een gestructureerde wijze gevuld met bodemkwaliteitsgegevens. Alles ten
laste van het Wbb-budget (budgethouder provincie).
Leeuwarden beschikt reeds over een volledig gevuld BIS. De ervaringen die Leeuwarden heeft
opgedaan kunnen worden toegepast in het provinciale project. Met name voor het onderdeel
Monitoring uit dit plan van aanpak (zie D) is uitwisseling van gegevens van groot belang,
aangezien uiteindelijk voor de gehele provincie Fryslan een jaarlijks beeld van de bodemkwaliteit
moet worden gepresenteerd. Leeuwarden is hierbij verantwoordelijk voor de monitoring van haar
grondgebied, afstemming is hierbij van groot belang.
De gemeente Leeuwarden en de provincie Fryslan participeren, als vervolg op eerdere
samenwerking op dit gebied (pilotproject actief bodembeheer), in een landelijk pilotproject
'minimale dataset'. Het resultaat daarvan zal gegevensuitwisseling verder faciliteren en
uniformeren. Gegevensuitwisseling zal na 1 januari 2003 een structureel onderdeel vormen van de
afstemming tussen de gemeente Leeuwarden en de provincie Fryslan.
5 overdracht dossiers
In het kader van de overdracht van taken en bevoegdheden dienen de provinciale dossiers aan de
gemeente Leeuwarden overgedragen worden. Over de fysieke overdracht van dossiers zijn
inmiddels nadere afspraken gemaakt. Voor een periode van 20 jaar zullen de dossiers ter
beschikking gesteld worden aan de gemeente Leeuwarden. Ten behoeve van deze ter
beschikking stelling, zal per dossier een opsomming gemaakt worden van de inhoud van de
dossiers.
In programmatische en financiële zin is 1/1/2002 een belangrijk moment. Middels de aanvulling op
de bodemmodule wordt vanaf dat moment geacht dat de gemeente Leeuwarden financieel de
bodemsaneringsoperatie op haar grondgebied trekt. Vanaf dat moment zijn die elementen feitelijk
geheel (in principe alle dynamische maar ook statische gevallen) een gemeentelijke
verantwoordelijkheid geworden,