f 500.000 f 660.000 f 1.160.000 2 Totale kosten Apparaatskosten Projectgebonden kosten Kosten heffingen budget financiering Overzicht apparaatskostenvergoedingen bodem 1988 Provincie Bodemsanering Bodembescherming Totaal GR 700.000 430.000 1.130.000 FR 700.000 470.000 1.170.000 DR 600.000 470.000 1.070.000 OV 800.000 630.000 1.430.000 FL 50.000 430.000 480.000 GE 900.000 730.000 1.630.000 UT 800.000 620.000 1.420.000 NH 1.100.000 560.000 1.660.000 ZH 2.200.000 1.000.000 3.200.000 ZE 500.000 430.000 930.000 NB 1.100.000 690.000 1.790.000 LI Totaal 9.950.000 7.120.000 17.070.000 Om meer samenhang in de uitvoering te bewerkstelligen werd in 1980 de Wabm ingevoerd (fase 2, interne integratie). Met deze wet werd een uniforme procedure bewerkstelligd voor een aantal belangrijke milieuwetten, alsmede een voorziening voor coördinatie tussen de afzonderlijke besluitvormingsprocessen. In aansluiting hierop hebben de provincies vanaf 1991, op grond van het Bijdragebesluit openbare lichamen Wabm, van het rijk een integrale bijdrage ontvangen voor de uitvoering van de milieutaken, inclusief de bodemtaken. De zelfde systematiek werd gehanteerd voor het verlenen van bijdragen aan gemeenten voor het uitvoeren van milieutaken. Ten tijde van de intrede van het omgevingsbeleid (integratie milieu, ruimtelijke ordening, economie) waarop de Wsv ISV onder meer geënt is, vindt de bijdrageverlening in de apparaatskosten vanaf 1995 plaats via het provinciefonds en het gemeentefonds. Voor nieuwe taken, zoals voor de apparaatskosten van vrijwillige bodemsanering en de invoering van het Bouwstoffenbesluit worden de bijdragen aan het provincie- en gemeentefonds verhoogd. 1.2 Algemene apparaatskostenvergoeding bodem Het in paragraaf 1 opgenomen overzicht is het laatst beschikbare overzicht van de verdeling van de algemene apparaatskostenvergoeding. Deze bedragen zijn vanaf 1991 op grond van het Bijdragebesluit openbare lichamen Wabm aan de provincies beschikbaar gestel. Aangenomen mag worden dat deze bedragen vanaf die datum onderdeel uitmaken van de integrale doeluitkering voorde uitvoering van de milieutaken en van af 1995 via het provinciefonds integraal en geïndexeerd aan de provincies en vier grote gemeenten beschikbaar worden gesteld. 1.3 Vrijwillige bodemsanering (SEB) De wijze waarop in de apparaatskostenvergoeding van vrijwillige bodemsanering is bijgedragen is sterk beïnvloed door zich wijzigende opvattingen over de financiering van milieutaken. Vanaf 1992 tot 15 mei 1994 zijn rijksbijdragen verstrekt via de budgetfinanciering (sectoraal). Per 15 mei 1994 is de saneringsparagraaf in de Wbb in werking getreden. Centraal in de nieuwe wet staat de sanering in eigen beheer door de veroorzaker, eigenaar of gebruiker van het terrein. Om die reden werd vanaf dat moment een deel van de apparaatskosten gefinancierd uit de opbrengsten van legesheffingen. In dit verband is in opdracht van het IPO-vakberaad bodemsanering een schatting gemaakt van de kosten die met de uitvoering van deze taken gemoeid zijn. Het onderzoek bestond uit een aantal scenario's. Op grond van het gekozen scenario zijn de kosten (gecorrigeerd en geïndexeerd) als volgt 34.946.000,- 9.738.000,- 25.208.000,- Conform de besluitvorming in het DUIV (1994) werden de kosten als volgt gedekt: 34.945.000,- 11.808.000,- 23.138.000,- Als gevolg van dit dekkingsvoorstel werd in 1995 ruim 23 miljoen gulden aan het bodemsaneringsbudget ontrokken en via het provincie- en gemeentefonds aan de provincies en de vier grote gemeenten beschikbaar gesteld. In 1998 werd voor alle vergunningen de legesplicht afgeschaft. Als gevolg hiervan is de bijdrage aan de betreffende fondsen naar verwachting met ruim 11 miljoen verhoogd. Het exacte bedrag kan niet uit de beschikbaar gestelde informatie worden afgeleid. Evenmin kan uit deze gegevens worden afgeleid ten laste van welk budget dit bedrag is gebracht. 1.4 Projectgebonden apparaatskostenkosten De projectgebonden apparaatskosten zijn de kosten die gepaard gaan met de begeleiding en uitvoering van de bodemsanering door de provincies en de vier grote steden. De hiermee gemoeide kosten worden jaarlijks door de provincies in de bodemsaneringsprogramma's geraamd en vergoed door het rijk. Deze bedragen zijn bij DGM bekend. Voor het bepalen van een adequate apparaatskostenvergoeding bevoegd gezag is de hoogte van dit bedrag niet relevant. In het kader van ISV zijn deze bedragen wel relevant omdat de projectgebonden apparaatskostenvergoeding geacht worden te zijn inbegrepen in de ISV-bijdrage. Deze verlegging van geldstromen van provincies naar gemeenten heeft naar verwachting op het personele vlak voor de provincies grotere gevolgen dan de overdracht van de bevoegd gezag taken naar de rechtstreekse

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 553