2 3 Inhoudsopgave Inleiding 1 Bodemmodule zoals opgenomen in het meerjarenontwikklingsprogramma, versie 18 oktober 1999 2 1.1 Analyse 2 1.2 Werkwijze 2 1.3 Middelen 5 2 Aanvulling bodemmodule 7 2.1 Inleiding 7 2.2 Criterium 1: projecten 7 2.3 Criterium 2: multiplier 12 2.4 Criterium 3: inzicht in het totaalbeeld 12 2.5 Criterium 4: inzet juridisch instrumentarium 12 2.6 Criterium 5: overleg met bevoegd gezag 13 Inventarislijst onderzoeks- en saneringslocaties (bron: Provinciaal bodemsaneringsprogramma) Bijlage A: Inleiding Bij de vaststelling van het Stadsconvenant Leeuwarden-Rijk op 20 december 1999 is ten aanzien van de bodemmodule de volgende voorwaarde opgenomen: "De stad dient in overleg met de rijksoverheid en de provincie vóór 1 mei 2000 het ontwikkelingsprogramma aan te vullen met een voldoende concreet en integraal programma van gevallen van bodemverontreiniging". Op 26 januari heeft overleg plaatsgevonden tussen alle gemeenten met een aantekening over de bodemmodule (10 stuks) en de Ministeries van VROM en BZK. Dit overleg had als doel het maken van werkafspraken over het aan-passen respectievelijk aanvullen van de bodemmodule. In deze bijeenkomst is door vertegenwoordigers van voornoemde ministeries toegezegd dat de gemeenten omgaand geïnformeerd zullen worden omtrent de specifieke aanmerkingen op hun bodemprogramma. Op 2 februari is deze toelichting van het Ministerie van VROM ontvangen. In de betreffende memo is aangegeven dat de bodemmodule uit het MOP getoetst wordt aan de volgende criteria: 1Er moet sprake zijn van concrete projecten of gevallen van bodem-sanering. 2. Er moet inzicht zijn in de wijze waarop en voor welk deel de markt wordt betrokken. 3. Er moet inzicht zijn in het maken van een totaalbeeld van de bodem-verontreiniging in de gehele gemeente. 4. Er moet inzicht zijn in het voorgenomen beleid ten aanzien van het inzetten van het juridisch instrumentarium. 5. Er moet overleg geweest zijn tussen de rechtstreekse gemeente en het vanuit de Wet bodembescherming terzake bevoegde gezag. Tevens wordt gesteld dat bij de toetsing het ambitieniveau van de bodemmodule betrokken wordt. Bovenstaande voorwaarden gelden voor alle betrokken gemeenten. Ten aanzien van de Leeuwarder bodemmodule worden de volgende specifieke opmerkingen gemaakt: De door Leeuwarden gekozen optie om in de eerste ISV-periode tot een nadere invulling te komen van de bodemmodule komt overeen met de gemaakte afspraken in de ISV- bijeenkomsten in 1999. De daaruit voortvloeiende bescheiden opbouw van de Leeuwarder bodemmodule is eveneens in lijn met de afspraken in de ISV-bijeen-komsten. Op bestuurlijk niveau heeft eind 1999 echter een aanscherping plaatsgevonden waarbij het Ministerie een nadere concretisering noodzakelijk acht. Voor de gemeente Leeuwarden heeft dit betrekking op het aangeven van specifieke projecten en precisering van kosten, multiplier en de inzet van het juridisch instrumentarium. Deze onderdelen vallen onder de criteria 1, 2 en 4. Bij de aanvulling is daar dan ook nadrukkelijk aandacht aan besteed.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 557