landelijke beleidsvernieuwing
gemeentelijk beleid
randvoorwaarden
De bodemparagraaf vormt een onderdeel van hoofdstuk 5.4 "Duurzame ontwikkelingen en milieu"
uit het MOP. Binnen dit hoofdstuk vormt het onderdeel bodem een integraal deel van de relevante
milieuaspecten in de paragrafen analyse, werkwijze en middelen.
Om het overzicht te behouden en de aansluiting met het MOP niet te verliezen is deze indeling
gehandhaafd. In deze notitie wordt op basis van deze indeling de oude bodemmodule in haar
geheel overgenomen. Vervolgens vindt een nadere precisering plaats op basis van de door het
ministerie genoemde criteria. De oorspronkelijke tekst vormt samen met deze aanvulling de
nieuwe bodemmodule van het MOP (opmerking: de tabel in paragraaf 1.3 is integraal opgenomen
in de tabel van paragraaf 2.2).
1
Bodemmodule zoals opgenomen in het Meerjarenontwikkelingsprogramma versie 4 oktober
1999.
1.1 Analyse
Bodemverontreiniging kan risico's met zich meebrengen voor de volksgezondheid en het milieu en
er kan daardoor tevens stagnatie optreden in de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. De
problematiek van bodemverontreiniging in Leeuwarden is omvangrijk. Naast gevallen (te relateren
aan een specifieke activiteit of bedrijf) is er sprake van zogenoemde diffuse bodemverontreiniging
in met name de stedelijke (bebouwde) omgeving. Leeuwarden is daarop geen uitzondering. De
uitdaging is om met dat gegeven tot verantwoord en duurzaam bodemgebruik te komen. Daartoe
is de gemeente Leeuwarden samen met de provincie Fryslan in 1997 gestart met een zorgvuldig
opgebouwd traject in een pilot-project 'actief bodembeheer'. Actief bodembeheer is het proces dat
de keten preventie, beheer, sanering en nazorg omvat, met als doel het op een maatschappelijk
verantwoorde wijze realiseren van een duurzaam bodemgebruik. In Leeuwarden is begonnen met
het ontwikkelen van bodemkwaliteitskaarten. Daarin worden vier lagen onderscheiden:
onderzochte locaties
verdachte locaties
achtergrondgehalten (diffuse verontreiniging)
kwetsbaarheidkaart
Leeuwarden kent op dit moment zo'n 1400 onderzochte locaties waarop totaal meer dan 2000
onderzoeken zijn verricht. Ruim 200 van deze locaties zijn opgenomen in het provinciale
bodemsaneringsprogramma omdat ze (waarschijnlijk) ernstig verontreinigd zijn. Daarnaast zijn
plusminus 6400 voormalige bedrijfsactiviteiten bekend, die mogelijk tot bodemverontreiniging
hebben geleid.
4
1.2 Werkwijze
Inmiddels is een beleidsvernieuwingsoperatie (Bever) op gang gekomen. Daarin wordt via drie
clusters van onderwerpen gewerkt aan een soepeler verlopende en goedkopere
bodemsaneringsoperatie. De kernbegrippen daarin zijn:
integrale saneringsdoelstelling (afwegingsproces saneringsdoelstelling - functiegericht
saneren en beheer [restjverontreiniging)
een slagvaardige overheid (taakverdeling en samenwerking, kennisontwikkeling en -transfer,
overgangsbeleid, pragmatische aanpak en actief bodembeheer, monitoring, wijziging
bijdrageregeling, decentralisatie kostenverhaal)
externe integratie en marktdynamiek (gebiedsgerichte en geclusterde aanpak, integratie in
maatschappelijke activiteiten, vernieuwing financieel instrumentarium gericht op gemengde
financiering, verbetering juridisch instrumentarium)
Deze landelijke operatie werpt de eerste vruchten af. Veel producten die van grote invloed zullen
zijn op de werkwijze in de komende jaren moeten echter nog tot stand komen, zijn in discussie of
zojuist (in concept) vrijgegeven.
Leeuwarden wacht deze ontwikkelingen niet slechts af. Om het lokale beeld te completeren en de
eerder genoemde kaartlagen te verfijnen krijgt het pilotproject 'actief bodembeheer' in 2000 een
vervolg. Daarover zijn reeds (financiële) afspraken met de provincie gemaakt. Tevens zijn er
gemeentelijke middelen voor gereserveerd. Dit zal mede de basis vormen voor de voor 2004
gestelde NMP-doelstelling (Nationaal Milieubeleidsplan) om te komen tot een totaalbeeld. Het is
een illusie te veronderstellen dat het beeld tot stand komt door concreet bodemonderzoek op alle
(mogelijk) verontreinigde locaties. Aanvullend zal geprofiteerd worden van branchestudies in het
provinciaal bijzonder inventariserend onderzoek (BIO), Bever deelproject C7 (operationalisering
NMP-doelstelling) en kentallen die door VROM worden ontwikkeld om met een beperkte basis
(bureaustudie of verkennend bodemonderzoek) toch bodemsaneringskosten te kunnen ramen.
De informatie die in het piotproject 'actief bodembeheer' gegenereerd is, faciliteert de
bodemsaneringsoperatie, deels op termijn, op de volgende vlakken:
informatiebeheer (onder andere loketfunctie, omvanganalyse)
ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld planontwikkeling, onderzoeksplicht woningwet)
saneringsbeleid (keuze saneringsvarianten, verantwoorde terugsaneerwaarde)
hergebruikbeleid (onder meer hergebruikmogelijkheden grond, beheer grondstromen)
Vooralsnog blijft de Wet bodembescherming in haar huidige vorm van kracht. De spilfunctie is
daarin toegekend aan provincies, zij zijn veelal bevoegd gezag. Gedoog-, onderzoeks- en
saneringsbevelen, kostenverhaal in geval van onrechtvaardige verrijking; het zijn allemaal zaken
waarvoor de gemeente bij andere overheden aan dient te kloppen. Mede daardoor is het
prematuur in deze fase tot grootschalige middelen- en taakoverdracht over te gaan. Op
5