12
In de eerste schetsen van het plan Achter de Hoven/Vegelin is woningbouw geprojecteerd aan de zuidzijde
van de Potmarge. Niet alleen op het voormalige veilingterrein maar tevens op het ernaast gelegen terrein
van de voormalig gasfabriek Huizum. De aanwezigheid van een confijterij op laatstgenoemde locatie
compliceert snelle verwezenlijking van de woningbouwplannen. Vertrek van confijterij Steensma, maar niet
minder van belang sanering van de voormalige gasfabriek, maakt uitvoering realistisch. Op het voormalig
veilingterrein bestaat het bodemsaneringvraagstuk voornamelijk uit een gedempte opvaart van de Potmarge.
Tijdstip van realisatie is door de complexheid van de situatie moeilijk in te schatten.
13,14
Beide locaties zijn opgenomen omdat over met name de kwaliteit van het grondwater (mogelijk
brandstofverontreiniging) uit het dossier onvoldoende informatie te herleiden valt. Dit is gebleken uit een
inventarisatie van onderzoeks- en saneringsgevallen uit de jaren tachtig. De inventarisatie was ingegeven
door onduidelijkheden omtrent een ander geval waar begin jaren tachtig sanerende maatregelen waren
getroffen voorafgaand aan de realisatie van nieuwbouw. Een reden derhalve om dossiers uit de periode
waarin de discipline bodem nog in de kinderschoenen stond kritisch te beschouwen. Om een voldoende
beeld te verkrijgen zal nader onderzoek op deze locaties plaatsvinden. Beide onderzoeken waren
opgenomen in het concept- UitvoeringProgramma Milieu (onderdeel bodemsanering) van de provincie.
15
Dit onderdeel van het programma was reeds opgenomen in en vormde de kern van de oorspronkelijke
bodemmodule in het MOP. Het sluit nauw aan bij de stedelijke vernieuwingsoperatie. De bron voor deze
raming wordt gevormd door de bodemkwaliteitskaart met voormalige bedrijfsactiviteiten (zie ook de
toelichting op 1). Voor het rekenmodel is hier ook de multiplier vooralsnog gehanteerd. Dat betekent dat
verwacht wordt dat 75% met marktgeld wordt gefinancierd. Uit ISV-middelen worden 24 oriënterende
onderzoeken bekostigd. Op welke locaties dit feitelijk gebeurd is naast de gebruikelijke criteria als
veroorzaking, eigendomssituatie e.d. sterk afhankelijk van het tempo en de aard van de stedelijke
vernieuwingsoperatie. Waar mogelijk zal getracht worden om voor het geraamde bedrag een hoger
informatieniveau (nader onderzoek) te behalen door clusteraanpak.
16
Bij het hoofdstuk criterium 2: 'Multiplier' is aangegeven dat het Ministerie van VROM een multiplier van 4
hanteert. Een dergelijke multiplier heeft betrekking op alle onderzoeks- en saneringstrajecten binnen de
gemeente Leeuwarden. Bij verschillende projecten is een inschatting gemaakt welke multiplier in die
specifieke situatie op dit moment als redelijk/haalbaar wordt geacht. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat dit een
globale inschatting betreft en een definitieve verdeling van de kosten op projectniveau anders kan uitpakken.
Het is dus ook niet zo dat derden rechten kunnen ontlenen aan deze inschatting. Bovendien geldt de
multiplier als verdeelprincipe voor de periode tot 2023 (NMP-doelstelling). Het is dus goed mogelijk dat de
markt pas in latere ISV-perioden een grote rol gaat spelen. In de beleidsvernieuwing worden daartoe ook
nadrukkelijk instrumenten ontwikkeld. Bodemsanering verkeert nog in een transitiefase van een sterk
overheidsgestuurde naar een meer marktgestuurd proces.
3
2.3 Criterium 2: multiplier
Zoals in de oorspronkelijke bodemmodule opgemerkt worden de kosten voor het oplossen van de
bodemproblematiek landelijk op 40 miljard geraamd. (NMP3-doeistelling). Binnen het Rijk is 10
miljard beschikbaar. Op grond hiervan is door het Rijk bij de integratie van de bodemsanering in
de ruimtelijke- en ondernemersdynamiek als eis een multiplier van 4 ingevoerd. Dit betekent dat
bij de saneringsoperatie de veroorzakers, de eigenaren, bedrijven en projectontwikkelaars 3/4 van
de kosten moeten dragen.
In het traject voorafgaande aan het opstellen van het MOP heeft het Ministerie van VROM
aangegeven dat deze multiplier niet op projectniveau maar op programmaniveau beoordeeld
wordt. De gemeente Leeuwarden stemt in met dit uitgangspunt en zal zich inzetten voor het
bereiken van een optimale bijdrage van externe partijen. Op projectniveau zal echter een multiplier
van 4 lang niet altijd gerealiseerd kunnen worden. Uit de in de bodemmodule genoemde
ervaringsprojecten Romkeslaan en Elmarterrein blijkt dat een multiplier van 2 in deze specifieke
situaties het maximaal haalbare is. De marktdynamiek in de gemeente Leeuwarden is nu eenmaal
een andere dan in het westen van het land. Alternatieve, (lees schonere) locaties zijn relatief
makkelijker beschikbaar zodat bijdragen vanuit de markt moeilijker te realiseren zijn. We
verwachten wel dat met name door saneringen in eigen beheer op bedrijfsterreinen een
compensatie van de lagere multiplier in stedelijke vernieuwingsgebieden op zal treden.
Bij de herijking van het programma in 2002 dient nader geëvalueerd te worden in hoeverre de
multiplier van 4 in de specifieke Leeuwarder situatie realistisch is. Voor de eerste ISV-periode
hanteren we als vuistregel onverkort de multiplier van 4.
2.4 Criterium 3: inzicht in het totaalbeeld
In de bodemmodule is reeds geschetst dat de gemeente Leeuwarden het totaalbeeld van de
bodemkwaliteit in beeld brengt. Het hiervoor ingezette traject "Actief Bodembeheer gemeente
Leeuwarden" richt zich op het inventariseren van de bodemkwaliteit in gebieden met hoge
achtergrondniveau en in gebieden waar grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden. Voor het
verkrijgen van een totaalbeeld van het gehele grondgebied van de gemeente is een intensivering
van het project noodzakelijk. Dit is onder nummer 1 opgenomen in de nieuwe tabel van
bodemprojecten.
2.5 Criterium 4: inzet juridisch instrumentarium
Zoals eerder aangegeven blijft de provincie vooralsnog bevoegd gezag te aanzien van de Wet
Bodembescherming. Inmiddels is echter een wijziging van de Wet bodembescherming in
voorbereiding op basis waarvan tenminste rechtstreekse ISV-gemeenten direct (via attributie - een
Algemene maatregel van Bestuur) de status van bevoegd gezag kunnen verkrijgen. Tenzij
expliciet wordt aangegeven dat een gemeente van deze mogelijkheid geen gebruik wenst te
maken worden rechtstreekse gemeenten in deze AmvB opgenomen. Rechtstreekse gemeenten
4