6 zullen binnenkort formeel worden verzocht daar uiterlijk 1 juli 2000 uitsluitsel over te geven. Leeuwarden zal een studie verrichten naar de implicaties van dit voorstel. De personele, organisatorische (administratieve organisatie/kwaliteitszorg) maar ook zeker de financiële consequenties zullen daarbij onder de loep worden genomen. Primaire indruk is dat de overname van het bevoegd gezag een onlosmakelijk en integraal onderdeel vormt van het ingeslagen ISV- traject. Voor de locaties die zijn opgenomen in het programma geldt dat, waar (gedeeltelijk) ISV-middelen zijn gereserveerd, onderhandeling het voornaamste instrument zal vormen. Overigens vormen de principes in de Wet bodembescherming ook binnen dergelijke onderhandelingen het uitgangspunt. Dat wil zeggen dat de 'de vervuiler betaalt' maar onder andere ook (zoals binnen BEVER-kader op het ogenblik uitgewerkt wordt) het eigenaarbeginsel (schuldig eigenaar) centraal staat. Daar waar dit tot onvoldoende of een onbevredigend resultaat dreigt te leiden zal voorlopig worden teruggevallen op de mogelijkheden die de inzet van het Wbb-instrumentarium biedt. Op verzoek kan de provincie daar overgaan tot de inzet van flankerend beleid, welke momenteel in ontwikkeling is. Opgemerkt moet worden dat de instrumenten onderzoeks- en saneringsbevel (landelijk) tot dusver sporadisch zijn beproefd en derhalve tot weinig resultaat hebben geleid. Een ander voornaam aspect betreft de vrijwaring van partijen. Spoedige duidelijkheid hieromtrent is van groot belang in het onderhandelingstraject. Het zwaard van 'kostenverhaal achteraf door de landsadvocaat is funest voor afspraken met derden. Voor zover (gedeeltelijke) financiering betrekking heeft op bedrijfsterreinen dient nadrukkelijk EG- regelgeving (inzake overheidssteun aan bedrijven) te worden betrokken in de uiteindelijke toekenning van middelen. Uiteraard zal de gemeente gebruik maken van reeds beschikbare formele mogelijkheden om derden te stimuleren tot onderzoek en sanering. Te denken valt hierbij aan de Wet Milieubeheer en de Woningwet. 2.6 Criterium 5: overleg met bevoegd gezag De provincie Fryslan heeft advies uitgebracht aan het Ministerie van VROM over het ISV-deel van het MOP (18 oktober 1999) van de gemeente Leeuwarden. De provincie geeft in haar advies aan dat er met betrekking tot de bodemmodule een aantal malen intensief overleg met de gemeente Leeuwarden is gevoerd. Zij concludeert: "ten aanzien van de ISV-bodemaspecten in het Meerjaren Ontwikkelings-programma van Leeuwarden, dat gegeven de onzekerheden en de gekozen beleidslijn de claim van Leeuwarden goed onderbouwd is en ruim beargumenteerd. Op basis van deze conclusie en van het nadrukkelijk toepassen van de begrippen procesvariant en groeimodel, wij kunnen ons vinden in de passages die in het MOP aan bodem(sanering) zijn gewijd". Let wel deze conclusie heeft betrekking op de oude, niet goedgekeurde, bodemmodule. 5 Bij de opstelling van de aanvulling op de bodemmodule is opnieuw intensief overleg gevoerd met de provincie Fryslan. Op 25 januari en 9 februari heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden omtrent respectievelijk de algemene uitgangspunten, fasering en in tweede instantie de concretisering van het programma.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 564