Deze parkeervoorziening is het best bezet, wat resulteert in een opbrengstpercentage van 35% (op basis van de cijfers tot en met september 2001). Dit relatief lage opbrengstpercentage wordt veroorzaakt door langparkeerders (de tarieven voor langparkeren zijn relatief laag), terwijl deze parkeergarage feitelijk een hele hoge bezetting heeft. Vanwege het stabiele beeld dat deze parkeergarage de afgelopen periode heeft opgeleverd is zowel in het hoge als in het lage scenario met een opbrengstpercentage van 35% gerekend. 3 Parameters die constant gemonitoord moeten worden Van een aantal parameters was al duidelijk dat ze op de voet gevolgd moeten worden: de opbrengstpercentages en aanloopverliezen. De toekomstige ontwikkeling van de opbrengstpercentages en aanloopverliezen kan aan de ene kant anders blijken te zijn dan nu wordt ingeschat, aan de andere kant zijn er wel mogelijkheden om deze parameters te beïnvloeden. Bijvoorbeeld door middel van tariefdifferentiatie, het instellen van blauwe zones voor het maaiveldparkeren en het instellen van ultra kort parkeren in bepaalde parkeergebieden. Hieronder worden de opbrengstpercentages en aanloopverliezen behandeld. Het opbrengstpercentage wordt als volgt gedefinieerd: de werkelijke opbrengst als percentage van de theoretisch berekende maximale opbrengst. De maximale opbrengst wordt hierbij berekend door de maximale bezetting te vermenigvuldigen met een gemiddeld tarief per uur, bijvoorbeeld: 450 parkeerplaatsen 4680 openingsuren f2,96 per uur maximale opbrengst. De gebruikte gemiddelde tarieven zijn f 1,94 (excl. btwjvoor de Klanderij en het Hoeksterend en f2.96 (excl. btwjvoor het Zaailand en het Oldehoofsterkerkhof. In werkelijkheid vertonen de tarieven een glijdende schaal: het tarief per uur daalt naarmate er langer geparkeerd wordt. Tot nu toe was de opbrengst geen probleem, met als gevolg dat de organisatie het risico loopt 'in slaap te worden gesust'. Immers, het Oldehoofsterkerkhof (lucratief maaiveldparkeren heeft altijd meer opgeleverd dan werd begroot, de bezetting van het Zaailand was goed en eventuele schommelingen konden uit een goed gevulde reserve parkeren worden opgevangen. Zoals in paragraaf 6 uit de simulaties duidelijk wordt, hebben de opbrengstpercentages een behoorlijk grote invloed op de ontwikkeling van de reserve parkeren. Een verkeerde inschatting van de opbrengstpercentages kan daardoor tot jarenlange financiële ellende leiden. Hierbij moet wel onderscheid worden gemaakt tussen de opbrengstpercentages van de al langer bestaande parkeergarages Zaailand en Klanderij en de nieuwe (te bouwen) parkeergarages Hoeksterend en Oldehoofsterkerkhof. De inschatting van de opbrengstpercentages bij de eerste twee parkeergarages geeft meer zekerheid omdat deze is gebaseerd op het volgen van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren. Verder zijn er, zoals boven ook al is aangegeven, wel mogelijkheden om de opbrengstpercentages te beïnvloeden. Het Zaailand staat inmiddels bekend als een parkeergarage die veel oplevert, doordat er veelal kort gebruik van wordt gemaakt en de tarieven voor kort parkeren naar verhouding hoger zijn. De bezetting van deze parkeergarage vertoont een wisselender beeld dan die van de Klanderij, met twee wekelijkse pieken op donderdagavond en zaterdag. Het feitelijke gemiddelde opbrengstpercentage is momenteel 29% (op basis van de cijfers tot en met september 2001, dit was tot voor kort 33%). Door infrastructurele werkzaamheden elders in de stad is de bezetting -naar inschatting van de beheerder- structureel op een lager niveau komen te staan. In de berekeningen is uitgegaan van een opbrengstpercentage van 31% in het hoge en 29% in het lage scenario. Bij het Hoeksterend is destijds in de oorspronkelijke berekeningen uitgegaan van een opbrengstpercentage van 33% op termijn structureel. Vanwege de aanloopperiode, is een groeitraject naar dit percentage opgebouwd (zieparagraaf 3.2). Nu al is duidelijk dat het verwachte groeitraject niet wordt gehaald en is het de vraag of het verwachte structurele opbrengstpercentage wel kan worden gerealiseerd. Voor het Hoeksterend is daarom in het hoge scenario gerekend met een opbrengstpercentage van 33% en in het lage scenario 25%. Hier is bij de drie alternatieve modellen met verschillende opbrengstpercentages gerekend. Ook hier is een groeitraject opgesteld om tot de opbrengstpercentages te komen. Bij het alternatief met 450 parkeerplaatsen zijn ongeveer de zelfde uitgangswaarden gehanteerd als bij het Hoeksterend: een opbrengstpercentage van 33% in het hoge en 27% in het lage scenario. Een parkeergarage met 350 parkeerplaatsen zal naar verwachting een betere bezetting opleveren. Daarom is bij dit alternatief gerekend met een opbrengstpercentage van 38% in het hoge scenario en 33% in het lage scenario. Omdat de parkeerbehoefte een grillig beeld van relatief korte piek- en langere dalperioden kent is het verwachte opbrengstpercentage bij de garage met de grootste capaciteit (510) lager dan bij de andere alternatieve modellen. Bovendien is uit ervaringen elders gebleken, dat het parkeren in de derde laag onder de grond een psychologisch drempel opwerpt. Hierdoor zal bij het alternatief met 510 parkeerplaatsen naar verwachting de bezetting lager zijn dan bij beide andere modellen. Gerekend is met opbrengstpercentages van respectievelijk 29% en 25%. Nauw samenhangend met de opbrengstpercentages zijn de aanloopverliezen, die ontstaan doordat er een gewenningsperiode is voordat de verwachte structurele bezetting wordt bereikt. Dit geldt uiteraard alleen voor de nieuwe (te bouwen) parkeergarages Hoeksterend en Oldehoofsterkerkhof. Er zijn verschillende varianten bij de simulaties gehanteerd, afhankelijk van het uiteindelijke opbrengstpercentage (zie bijlage 2). 3.1.1. KI ander ij (425 parkeerplaatsen) 3.1 Opbrengstpercentage(s). 3.1.2 Zaailand (625 parkeerplaatsen) 3.1.3 Hoeksterend (393 parkeerplaatsen) 3.1.4 Oldehoofsterkerkhof 3.2 Aanloopverliezen 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2002 | | pagina 81