1. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na
afloop van het belastingtijdvak, het belastingjaar of
kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of
aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het
belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is
gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden
bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de
Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk
verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het
doen van aangifte.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door
Blad 1
Nummer 277 47
AvdV/TH
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
5 december 2002 (bijlage nr. 194);
gelet op de artikelen 6, derde lid, 13 eerste lid en 14,
eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de
artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in
verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en
derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen
van de belastingverordeningen.
BESLUITEN:
vast te stellen de
Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering
van de gemeentelijke belastingen.
Reikwijdte van de regeling
Artikel 1
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing
en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond
van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze
regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke
belasting van toepassing zijn verklaard.
Aangifte
Artikel 2