In de kademota Schuldhulpverlening (december 1999) zijn de hoofdlijnen van het beleid op
het gebied van de schuldhulpverlening vastgelegd. Samengevat kan het beleid als volgt
worden neergezet:
bij schuldhulpverlening gaat het om het oplossen en voorkomen van problema
tische schuldensituaties; dat zijn situaties waarin mensen terecht komen als zij de
financiële verplichtingen die zij aangaan niet (meer) zonder professionele hulp
kunnen oplossen.
voor een effectieve aanpak van problematische schuldensituaties is een integrale
aanpak van de veelal onderliggende, complexe en verweven problematiek van
cliënten van doorslaggevende betekenis.
bij het helpen oplossen van schuldensituaties staat het wegnemen van de oorzaken
van de problematische schulden voorop, alsmede het voorkomen daarvan in de
toekomst. Dat houdt in dat een schuldenregeling in financieel-technische zin geen
doel op zich is maar altijd deel uitmaakt van een totaal hulpaanbod, waarin ook
aandacht is voor de oorzaken van de ontstane schuldsituatie en waarin gewerkt
wordt aan de voorwaarden voor een gezonde (financiële) toekomst.
de schuldhulpverlenende instellingen hebben de volgende instrumenten tot hun
beschikking, die in samenhang met elkaar moeten worden ingezet: schuldsanering,
advies en informatie, psychosociale begeleiding, budgetbegeleiding en inkomens-
beheer. Het laatste instrument (waarin het financieel beheer door de hulpverle
nende instantie volledig wordt overgenomen) is in 2000 op experimentele basis
nieuw toegevoegd onder de beperking van terughoudend gebruik.
bij de schuldhulpverlening is het uitgangspunt dat de schuldenaar (cliënt) in
principe zelf verantwoordelijk is voor een goed beheer van de financiële
huishouding.
een cliënt, die een beroep doet op hulpverlening, moet zo snel mogelijk en zonder
drempelverhogende voorwaarden hulp aangeboden krijgen.
de gemeente voert een actief schuldpreventiebeleid gericht op het voorkomen dat
mensen in uitzichtloze schuldensituaties terecht komen. Daarvoor is vroegtijdige
signalering van (dreigende) verschulding en een adequate verwijzing naar de
hulpverlening essentieel.
Voor de specifieke kosten van de schuldhulpverlening werd in de nota schuldhulpverlening
een financieel kader vastgesteld van structureel 155.700,- per jaar (kostenniveau 2000),
exclusief de kosten van financiële hulpverlening die reeds via de reguliere begrotingen van de
diverse in het PO samenwerkende instellingen werden gesubsidieerd. Aan dit bedrag werd
nog toegevoegd een budget dat bestemd was voor de ontwikkeling van het nieuwe instrument
"budgetbegeleiding en inkomensbeheer" en dat later werd bepaald op 61.700,-.
De kerntaken op het gebied van de schuldhulpverlening worden in Leeuwarden door
verschillende instellingen uitgevoerd. Zo is het regelen van de schuld een kerntaak van de
Gemeenschappelijke Krediet Bank (GKB) en de psychosociale begeleiding één van de
kerntaken van de HWL. Daarnaast worden ook de verslaafdenzorg, de thuislozenzorg en de
reclassering relatief vaak geconfronteerd met schuldensituaties als onderdeel van de totale
problematiek van hun cliënten en vervullen zij ook hulpverlenende taken op dit gebied. Om
die reden werken de instellingen op dit terrein (al sinds 1983) met elkaar en met de gemeente
samen in het project Overkreditering (PO). Die instellingen zijn de HWL, de GKB, de
Stichting SMO de Terp, de Dr. Kuno van Dijk Stichting, de Reclassering en de sector Sociale
Zaken van de gemeente. In het PO wordt de hulpverlening gecoördineerd en onderling
afgestemd. De gemeente heeft in het PO een sturende rol en is verantwoordelijk voor de
beleidsontwikkeling. De rol in het PO vloeit voort uit de gemeentelijke taak op het gebied van
het faciliteren, stimuleren en bij elkaar brengen van de partijen die een aanbod hebben op het
terrein van de schuldhulpverlening.
Na de vaststelling van de kademota schuldhulpverlening ontstond in het PO de behoefte om
de gegroeide samenwerkingspraktijk meer te formaliseren en vast te leggen in een
overeenkomst, waarin de onderlinge afspraken over taken en bevoegdheden waren geregeld.
Daartoe werd een samenwerkingsovereenkomst opgesteld met een daarop gebaseerd
uitvoeringsreglement. Achterliggende gedachte was dat hiermee ook meer en meer een
gezamenlijk beleid zou kunnen gaan ontstaan en een eenduidige werkwijze zou kunnen
worden ontwikkeld. In de praktijk bleken die effecten echter toch niet zo gemakkelijk op die
manier te realiseren. Belangrijke knelpunten waren de aansluiting tussen de diverse
trajectonderdelen die door verschillende instellingen moesten worden uitgevoerd en het sterke
accent in het hulpverleningsproces op het tijdrovende verzamelen en controleren van
financieel-technische informatie die nodig was om tot een goede verwijzing naar de
schuldregelaar - de GKB - te komen. Daarnaast waren er ook andere knelpunten zoals de
toenemende omvang en complexiteit van de schuldensituaties en de toenemende vraag naar
de inzet van het (nieuwe) experimentele instrument "inkomensbeheer". Hoewel het de
bedoeling was dat dit instrument met terughoudendheid en voor bepaalde groepen cliënten en
alleen op tijdelijke basis zou kunnen worden in gezet, bleek in de praktijk dat er steeds meer
mensen zijn die een dergelijke ondersteuning pennanent of zeer langdurig nodig hebben,
omdat zij niet in staat zijn hun eigen inkomen te beheren, zoals (dementerende) ouderen,
verslaafden en daklozen. Dat legt een constante druk op de uitvoeringscapaciteit van de
hulpverlening, die opnieuw louter technisch van aard is en meer met de voorwaarden voor
hulpverlening te maken heeft dan met de hulpverlening zelf. Overigens blijkt in de praktijk
dat steeds meer schuldeisers aan hun bereidheid tot medewerking aan een schuldsanerings
regeling de voorwaarde verbinden dat de gesaneerde deelneemt aan een inkomensbeheers-
programma - bij wijze van zekerheidstelling dat de financiële afspraken ook worden
nagekomen.
Tegen deze achtergrond ontwikkelde zich binnen het PO de gedachte om te proberen de
financiële component uit het integrale aanbod van hulpverlenende instellingen te lichten en
daarvoor naar een oplossing te zoeken binnen het GKB-aanbod - uiteraard zonder afbreuk te
doen aan de integrale aanpak van de schuldenproblematiek. Deze vraag sloot aan bij een
andere vraag die op het gemeentelijk vlak speelde in het kader van het LSB.
In LSB-verband werd al geruime tijd de discussie gevoerd over de vernieuwing van het
welzijnsbeleid. Uitgangspunt daarbij was de ambitie van de gemeente om het welzijnswerk te
centreren rond de vraag van de klanten, deelnemers, cliënten, gebruikers. De leidende
gedachte was dat mensen heel wel in staat zijn om zelf hun eigen situatie te verbeteren, als ze
daarvoor de middelen krijgen aangereikt.
2
Staand beleid mbt schuldhulpverlening
Schuldhulpverlening in Leeuwarden
3
De LSB-uitgangspunten