1. Aanleiding Op 23 juni 2003 is de door een uit raadsleden bestaande werkgroep als initiatiefvoorstel opge stelde Notitie Kaderstelling Sportbeleid toegezonden aan ons college. Op 24 juni 2003 werd de notitie aansluitend op de wekelijkse persbijeenkomst officieel aangeboden. Deze notitie is door bedoelde werkgroep opgesteld nadat wij in de raadsvergadering van 17 december 2002 het voorstel om de door ons college opgestelde Kademota Sportbeleid vast te stellen introkken aangezien dit voorstel geen meerderheid zou verkrijgen. Op grond van de gemaakte afspraken over de behandelwijze van initiatiefvoorstellen wordt ons college in de gelegenheid gesteld een commentaar te formuleren op het voorstel en bijbe horende stukken. Dit commentaar zou 6 weken na ontvangst van het initiatiefvoorstel aan de opstellers moeten worden toegezonden. Gelet op de aansluitende vakantieperiode is via de griffie aan de werk groep bericht dat deze termijn niet gehaald kon worden, maar dat omstreeks 1 september een reactie verwacht mocht worden.. In deze reactie gaan wij in op: a. de inhoud van de notitie b. financiële aspecten c. uitwerkingsnotities 2. Reactie op de inhoud van de notitie Wij kunnen ons in algemene zin heel goed vinden in de door de raadswerkgroep voorgelegde concept-notitie Kaderstelling Sportbeleid. Er bestaat tussen raad en college geen fundamenteel verschil van inzicht over de visie op de plaats van sport in de lokale samenleving en binnen het gemeentelijk beleid. Ook over de uit werking daarvan in concrete beleidsmaatregelen valt geen verschil van inzicht te constateren. De nu gepresenteerde tekst doet recht aan de kaderstellende taak van de raad en biedt de no dige helderheid, zowel voor wat betreft het voorgestane beleid als voor wat betreft de rollen van respectievelijk de raad en het college. Met de voorstellen die worden gedaan met betrekking tot de wenselijkheid van het vergaren van inzicht en gegevens die ten grondslag dienen te liggen aan (bijstelling van) het beleid en die de effecten van het beleid meten kunnen wij instemmen. Ook wij zijn van mening dat om het beleid te kunnen funderen en meten raad en college over relevante informatie moeten be schikken. Wel dient beseft te worden dat hiervoor - en voor de benodigde ambtelijke capaci teit - afdoende middelen beschikbaar dienen te zijn (die dus niet rechtstreeks ten goede komen aan de sportende burger). Deze middelen zijn er momenteel niet. Enkele onderdelen en tekstpassages geven aanleiding tot onderstaand commentaar: a) Basisvoorzieningen: wij stellen vast dat net als ons college ook de werkgroep het aanwij zen van (door de gemeente te financieren) basisvoorzieningen een politieke keuze laat zijn. Blijkbaar deelt de werkgroep ons standpunt dat er geen objectieve maatstaf te for muleren is op basis waarvan accommodaties wel of niet als basisvoorziening zijn aan te merken; het is de raad die - op basis van uitgangspunten, doelstellingen en/of financiële afwegingen - bepaalt in welke gevallen en op welke wijze de gemeente middelen besteedt aan de realisatie en/of exploitatie van (sport)accommodaties. Deze afweging dient vooral gebaseerd te worden op de maatschappelijke behoefte en de vraag of (in welke mate) het particulier initiatief daar invulling aan kan geven. b) Financiering van accommodaties: ons inziens komt in de notitie onvoldoende tot uitdruk king dat op gevarieerde wijze sprake kan zijn van gemeentelijke (financiële) betrokken heid bij sportaccommodaties: volledige/gedeeltelijke financiering stichtingskosten, ge meente wel/niet als opdrachtgever, publiek-private samenwerking, afdekken exploitatiete kort, vaste exploitatiebijdrage, prijssubsidie, prestatieovereenkomst, afname dienstverle ning, etc, etc. c) Sportconcentratiegebiedenin de notitie worden de concentratiegebieden gedefinieerd als 'gebieden waar een concentratie aan basisvoorzieningen worden aangeboden'. Wij zien sportconcentratiegebieden als een cluster van sportvoorzieningen. Wanneer het begrip ba sisvoorziening wordt gehanteerd als zijnde door de gemeente gefinancierde accommoda ties sluit dit privaat gefinancierde/geexploiteerde accommodaties uit. Dat is ons inziens niet terecht (zie bijvoorbeeld gebied Kalverdijkje en de mogelijkheden die het sportcon centratiegebi ed Leeuwarden-zuid biedt) d) Publiek versus privaat: gelet op hetgeen daarover werd opgemerkt in de commissie- en raadsvergadering bij de behandeling van de college-nota hadden wij verwacht dat de ge meentelijke positie en voorgestane opstelling ten opzichte van private investeringen in sportaccommodaties en mogelijkheden /wenselijkheid van publiek-private samenwerking nadrukkelijker in de concept-notitie belicht zouden worden. De raad zou daarmee een ka der hebben kunnen aangeven die wij in de gevraagde notitie accommodatiebeleid nader zouden kunnen uitwerken. e) Herijking relatie gemeente - BV Sport: in de notitie wordt gesteld dat een herijking van de relatie tussen de gemeente en de BV uiterlijk in 2006 dient plaats te vinden. Een herijking heeft echter inmiddels reeds plaatsgevonden. De bevindingen van deze herijking zijn ge formuleerd in het rapport 'Time Out', dat op 1 oktober 2002 door ons college is vastge steld. Thans wordt gewerkt aan de uitwerking en implementatie van de voorstellen. Dit moet leiden tot een meer heldere rolverdeling, een meer zakelijke verhouding, een scher per geformuleerde prestatieovereenkomst en een meer inzichtelijke subsidierelatie. f) Het begrip breedtesport en de beleidslijn 'breedtesportbeleid': uit de tekst van de notitie leiden wij af dat er over het begrip 'breedtesport' blijkbaar misverstand bestaat. Deze term wordt gehanteerd naast 'topsport' en omvat alle sportactiviteiten die niet gericht zijn op het bedrijven van topsport: bijvoorbeeld individuele sportbeoefening in de publieke ruimte en sporten in verenigingsverband, maar ook activiteiten in relatie tot het Lokaal Sociaal Beleid. De 'breedtesportimpuls' van het ministerie van VWS beoogt de sportparticipatie en dus de breedtesport te bevorderen en tevens de inzet van 'sport als middel' te stimule ren. Het in de notitie geformuleerde onder 'IV Breedtesport' (pagina 5) behoort ons inziens dan ook thuis onder 'III Driehoek Welzijn-Sport-Onderwijs'. Hiermee zou het aantal be leidslijnen 5 bedragen (in plaats van 6). De gemeentelijke rol in het kader van de bevorde- 2.1 Algemeen 2.2 Commentaar op onderdelen 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 252