Hoofdstuk 2 Wijziging van de samenstelling
van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 2.1 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 2.1.1 Werkingsgebied
Artikel 2.1.2 Vergunningsvereiste
Artikel 2.1.3 Aanvragen van een spïitsingsvergunning
Artikel 2.1.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Artikel 2.1.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle bestaande gebouwen bevattende woonruimte in
de Gemeente Leeuwarden.
1Het is verboden om zonder splitsingsvergunning van burgemeester en wethouders een recht op een
gebouw, aangewezen in artikel 2.1.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106,
eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de
bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of
lidmaatschaprechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking
tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.
1. De aanvraag voor een splitsingsvergunning wordt in drievoud ingediend bij burgemeester en
wethouders op een door burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier dat op verzoek van de
aanvrager ter beschikking wordt gesteld en gaat vergezeld van de volgende bescheiden:
a. kadastrale ligging van het te splitsen gebouw;
b. bouwjaar van het te splitsen gebouw;
c. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het
Burgerlijk Wetboek;
d. het aantal appartementsrechten waarin het recht op gebouw zal worden gesplitst;
e. de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen appartementsrechten;
f. de namen en adressen van de bewoners van het te splitsen gebouw;
g. een bouwtechnisch rapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte
bestemde gedeelten van het gebouw. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en
een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw;
h. een korte omschrijving welk onderhoud gaat vallen onder de verantwoordelijkheid van de
vereniging van eigenaren;
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bescheiden
nadere regelen te stellen of aanvullende gegevens op te vragen.
1Burgemeester en wethouders kunnen een spïitsingsvergunning weigeren indien:
a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft,
voor zover het geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de
voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een ander doel van voor
bewoning in gebruik is genomen;
b. niet is gewaarborgd dat die woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd
blijven voor bewoning;
2
c. het belang dat de aanvrager bij de splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud
van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd. Bij de beoordeling van
het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad worden mede de ligging en de te
verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of de in een gedeelte van het gebouw
waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, opgenomen woonruimten betrokken.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens een splitsingsvergunning weigeren indien de toestand van het
gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van
onderhoud geheel of ten dele tegen de splitsing verzet en de desbetreffende gebreken niet door het treffen
van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is
verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven, dan wel niet binnen de op basis van artikel 2.1.5 lid 4
gestelde termijn de gebreken zijn hersteld.
3. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:
a. burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14,15, 16 en 19 van de Woningwet een
aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;
b. het gebouw waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer
woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 en 30 van de Woningwet onbewoonbaar zijn
verklaard.
4. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens een splitsingsvergunning weigeren wanneer de huurprijs van
een of meer der woonruimten het bedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a van de Huursubsidiewet,
niet te boven gaat.
5. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is het bepaalde in paragraaf 2.1 niet van toepassing op
onzelfstandige woonruimten, ligplaatsen voor woonschepen en woonruimte als bedoeld in artikel 6 eerste lid
van de Huisvestingswet.
1Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag voor een splitsingsaanvraag aanhouden,
indien voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een
voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is voordat
de aanvraag om vergunning werd ingediend en redelijkerwijs verwacht mag worden dat de uitvoering van
sanerings-, reconstructie- of verbeterplannen nadelig zal worden beïnvloed door het afgeven van de
vergunning en de mogelijk daaraan verbonden rechtsgevolgen;
2. De aanhouding als bedoeld in het eerste lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge
artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen;
3. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden,
indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een door burgemeester en wethouders gestelde
redelijke termijn de gebreken als bedoeld in artikel 2.1.4 tweede lid met het oog op de voorgenomen
splitsing zal opheffen.
4. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een spïitsingsvergunning
overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke
gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit
redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in
datzelfde besluit aangegeven termijn, eindigt aanhouding. Indien de gebreken niet zijn hersteld binnen de in
het besluit aangegeven termijn wordt de aanvraag geweigerd.
3