Paragraaf 1 Kamerverhuurpand Begripsbepalingen kamcrverhuurpand Kamerverhuurpanden komen in vele soorten en maten voor. Daarom worden aan kamerverhuurpanden waarin meer dan 10 alleenstaanden in gehuisvest kunnen worden extra eisen gesteld. Deze moet worden voorzien van een ontruimingsinstallatie en een beheersplan. Een pand wordt aangemerkt als kamerverhuurpand wanneer deze wordt bewoond, of bewoond gaat worden, door drie of meer alleenstaanden. Ongeacht de grote hebben kamerverhuurpanden de volgende kenmerken: 1De aard van het verblijf; Er wordt permanent gewoond. Als gevolg van de permanente bewoning staan de bewoners meestal ingeschreven in het Bevolkingsregister op het adres van het kamerverhuurpand, of behoren zij daar te worden ingeschreven. Maatgevend is dit echter niet. 2. De aard van de inrichting en gebruik; Elke bewoner heeft de beschikking over een privé-domein van één of meerdere ruimten. Daarbij maakt elke bewoner meestal gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen zoals, toilet-/badruimte, keuken e.d. 3De aard van de bewoning; De bewoners leven niet in gezinsverband. Voor elke bewoner of groep van bewoners is sprake van een apart huurcontract, een onderhuur-situatie of een ander civielrechtelijke overeenkomst dan wel onderlinge verhouding op grond waarvan de bewoner het exclusieve gebruiksrecht van één of meerdere ruimten heeft. Een kamer bestaat uit één of meerdere ruimten die het privé-domein zijn van één bewoner. De kamer is daardoor vergelijkbaar met een kleine woning. Bij het beoordelen van wat het privé-domein van een bewoner is, is met name de aard van het gebruik en de inrichting van de ruimten maatgevend. Meestal is sprake van een zit- slaapsituatie en zullen de ruimten afsluitbaar zijn. Paragraaf 2 Artikelsgewijze toelichting Huisvestingsverordening In deze toelichting wordt niet ieder artikel uitvoerig besproken. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de voorheen vigerende Huisvestingsverordening staan hier aangegeven. Artikel 1.1. Begripsbepalingen Onder f. en h. worden zelfstandige en onzelfstandige woonruimte gedefinieerd. Deze definities zijn opgenomen om een grens te kunnen trekken tussen onzelfstandige woonruimte (die wel onder de werking van de verordening valt) en voor inwoning bestemde woonruimte (die niet onder de verordening valt.) Dit heeft tot gevolg dat woningen die in hun geheel kamergewijs worden verhuurd onder de vergunningplicht vallen. Onder i. wordt de term gemeenschappelijke voorzieningen gedefinieerd. Gemeenschappelijke voorzieningen zijn bedoeld voor gemeenschappelijk gebruik door de bewoners van het kamerverhuurpand. Artikel 2.1.1 Werkingsgebied Op het hele grondgebied van de Gemeente Leeuwarden is voor gebouwen, waarin gewoond wordt, een splitsingsvergunning voorgeschreven. Gedachte hierachter is dat de praktijk hier voldoende zal filteren; er zullen geen splitsingsvergunningen worden gevraagd voor gebouwen, die zich daar niet toe lenen. Geen splitsingsvergunning is vereist voor het splitsen van andere gebouwen. Niet-woongebouwen zullen immers naast juridische splitsing ook fysieke ingrepen behoeven voordat ze voor bewoning geschikt zijn. Zowel de 12 functiewijziging als de verbouwing wordt dan getoetst aan o.a. planologische aanvaardbaarheid. Deze toetsing maakt dan al een regulering van gebruik door de gemeente mogelijk. Artikel 2.1.2 Vergunningsvereiste (splitsing) Het eerste lid maakt duidelijk dat "splitsing" vooral een juridische ingreep is. Zo kan bijvoorbeeld het eigendomsrecht van een verhuurder op een appartementsgebouw worden gesplitst in appartementsrechten. Gevolg is dat iedere "flat" juridisch gesproken voorwerp van een appartementsrecht wordt en daardoor zelfstandig verhandelbaar. Op het moment van splitsing gebeurt er fysiek helemaal niets; de oorspronkelijke eigenaar wordt nu rechthebbende op een verzameling appartementsrechten. In het tweede lid wordt een andere constructie, die wordt gebruikt voor het juridisch splitsen, vergunningplichtig gemaakt. Om een voorbeeld te geven. Dezelfde eigenaar draagt zijn gebouw over aan een coöperatieve vereniging, die statutair evenveel leden kent als er "flats" zijn. Het lidmaatschap impliceert dan dat het lid de exclusieve bevoegdheid heeft om een flat te bewonen. Overdracht van het lidmaatschap impliceert dan overdracht van dat woonrecht aan het nieuwe lid. Artikel 2.1.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning In dit artikel wordt aangegeven op welke gronden een vergunning kan worden geweigerd. In de eerste plaats zullen burgemeester en wethouders afwegen of het wenselijk is door splitsing de mogelijkheid te scheppen dat woningen aan de huurvoorraad worden onttrokken. Splitsing maakt de verhandeling van losse appartementen mogelijk; daarmee is dan tevens de mogelijkheid gecreëerd om huurwoningen om te zetten in koopwoningen. Uiteraard dienen burgemeester en wethouders daarbij na te gaan of de ligging van het te splitsen complex en eventuele schaarste van huurwoningen daarin reden tot weigering van de vergunning kunnen zijn. Om voldoende "goedkope" huurwoningen te behouden voor de huurmarkt kunnen aanvragen waarbij de huurprijs lager ligt dan de bedragen genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a van de Huursubsidiewet worden geweigerd. Een andere belangrijke weigeringsgrond ligt in de staat van onderhoud van het te splitsen gebouw. Een gebouw mag slechts worden gesplitst als het op moment van aanvraag van de vergunning bouwkundig en uit onderhoudsoogpunt aan redelijkerwijs te stellen eisen voldoet. Dit is opgenomen om uitponding tegen te gaan. Zodat gebouwen aan het eind van hun exploitatie-periode niet zonder groot onderhoud worden verkocht en nieuwe verenigingen van eigenaren voor grote kosten komen te staan. Artikel 2.2.2 Vergunningsvereiste (omzetting) In dit artikel wordt bepaald dat zelfstandige woonruimten niet mogen worden omgezet in onzelfstandige woonruimten zonder vergunning van burgemeester en wethouders. Een zelfstandige woonruimte is een volledige woonvoorziening terwijl bij een onzelfstandige woonruimte er gemeenschappelijk gebruik van basisvoorzieningen als toilet etc. bestaat. Kenmerkend voor een onzelfstandige woonruimte is dat het niet over een eigen toegang beschikt. Artikel 2.2.4 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning In dit artikel wordt aangegeven op welke gronden een vergunning kan worden geweigerd. Net als bij splitsing dienen burgemeester en wethouders het belang dat de aanvrager heeft af te wegen tegen het behoud van de woonruimte voorraad. Daarnaast weigeren burgemeester en wethouders een omzettingsvergunning wanneer de concentratie van kamerverhuurpanden in een straat boven de 10% komt of wanneer de aanvraag betrekking heeft op een pand dat gelegen is naast een geregistreerd kamerverhuurpand. Deze weigeringsgronden zijn opgenomen om een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu tegen te gaan. Daarnaast zijn een aantal wijken uitgesloten van uitbreiding zie lid 2 onder c van de verordening. In deze wijken is al een groot aantal kamerverhuurpanden vertegenwoordigd en /of valt deze wijk in een gemeentelijk project stedelijke vernieuwing. De gebieden waar een omzettingsvergunning wordt geweigerd staan aangegeven op de bij de verordening behorende kaarten. 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 266