4
5
Jurisprudentie
De weigering van een ontheffing in verband met de verstoring van de openbare orde moet reëel zijn en
voldoende onderbouwd zijn. Vz.ARRS 01-10-1993, JG 94.0046, Gst. 1994, 6979, 3 m.nt. EB, AB 1994,
207 m.nt. RMvM, ABRS 15-07-1994, JG 95.0208.
Terechte weigering ontheffing voor optreden als straatfotograaf. Optreden als straatfotograaf is niet gericht
op het openbaren van gedachten of gevoelens als bedoeld in artikel 7, derde lid, Grondwet. Openbare orde
verzet zich tegen het optreden van meer dan twee straatfotografen. ABRS 03-09-1997, Gst. 1997, 7064, 3
m.nt. EB.
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen e.d.
1. Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een
bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het
Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Commentaar
Artikel 427, onder 1 en 3, Wetboek van Strafrecht verplicht de eigenaar tot het treffen van de nodige
voorzorgmaatregelen met betrekking tot kelderingangen en toegangen tot onderaardse ruimten ten
behoeve van de veiligheid van voorbijgangers.
De onderhavige APV-bepaling gaat verder. Geopende kelderingangen e.d. blijven, ook al worden ze met
de nodige voorzorgsmaatregelen omgeven, een gevaar voor het publiek. Het zonder noodzaak geopend
hebben van kelderingangen e.d. kan hiermee tegengegaan worden.
afdeling 2 Toezicht op evenementen
Aan deze afdeling is het volgende artikel toegevoegd:
A rtikel 2.2.6 Carbidschieten
1. Onder carbidschieten wordt verstaan: het in een melk(bus)/container/opslagvat op explosieve
wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid)
en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
2. Carbidschieten is verboden.
3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet in de volgende gevallen:
a. carbidschieten dat plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur
van het daarop volgende jaar, mits daarbij wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
1. er worden geen handelingen verricht of nagelaten waarvan degene die het
carbidschieten verricht weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor
gevaren kunnen optreden voor mens en milieu.
2. er worden in totaal niet meer dan twee bussen gebruikt
3. de plek waar het carbidschieten plaatsvindt ligt buiten de bebouwde kom.
4. de afstand vanaf de plek waar het carbidschieten plaatsvindt tot de woonbebouwing
bedraagt tenminste 100 meter.
5. het vrijschootsveld bedraagt tenminste 75 meter.
6. indien het carbidschieten plaatsvindt na zonsondergang dient het terrein te worden
verlicht
4. De burgemeester kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast, of in het belang van
natuurbescherming, plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde in het derde lid niet
van toepassing is.
5. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
6. Dit artikel is niet van toepassing, voorzover de Wet milieubeheer, de Wet watpens en munitie, de
Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Wetboek van Strafrecht
van toepassing zijn.
Commentaar
Vooral in de dorpen binnen de gemeente komt het carbidschieten tijdens de jaarwisseling voor. In de
afgelopen jaren zijn hier klachten over binnengekomen. Om dit gebeuren te reguleren en in voorkomende
gevallen er tegen op te kunnen treden is opname van dit artikel wenselijk.
afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horeca
Eind 2002 is een nieuwe horecanota vastgesteld en is de APV nog aangepast aan deze nota. In paragraaf 1
zijn de artikelen vernummerd en zijn de volgende teksten toegevoegd:
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
1. Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke,
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies
wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe
consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval
verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of
clubhuis.
Commentaar
De opsomming, die voorheen centraal stond in dit artikel, is vervangen door een omschrijving. Het begrip
"horecabedrijf' sluit zo veel mogelijk aan bij de definitie zoals die in de Drank- en Horecawet en
hoofdstuk 3 APV gebruikt wordt. Bovendien vallen door deze toevoeging ook eventuele
speelgelegenheden onder de werkingssfeer. De omschrijving is nu een functionele. Materieel is er door
deze wijziging niets veranderd.
Artikel 2.3.1.2a Nadere eisen
1. Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.3.1.2 ten aanzien van een
horecabedrijf, waarin geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt:
a. dient de leidinggevende:
minimaal de leeftijd van 21 jaar te hebben bereikt, met dien verstande dat
bedrijven waar uitsluitend etenswaren en niet alcoholhoudende dranken worden
verstrekt minimaal de leeftijd van 18 jaar is bereikt;
te voldoen aan de eisen gesteld in het Besluit eisen zedelijkheid gedrag Drank- en
Horecawet 1999;
b. dient het horecabedrijf te voldoen aan de eisen genoemd in het Besluit eisen
inrichtingen Drank- en Horecawet, met dien verstande dat horecabedrijven waar
uitsluitend etenswaren en niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt, één
lokaliteit ten minste een oppervlakte van 15 m2 moet hebben.
2. Van het gestelde in het eerste lid onder a, met betrekking tot de leeftijdseis kan de burge
meester ontheffing verlenen voor maximaal een jaar, mits sprake is van een bijzonder geval,
dan wel indien gewichtige belangen daartoe aanleiding geven.
3. Van het gestelde in het eerste lid onder b, met betrekking tot de oppervlakte van 15 nv, kan de
burgemeester ontheffing verlenen voor bestaande horecabedrijven, waarvan de oppervlakte
kleiner is dan 15 m2, en hun rechtsopvolgers.
4. Van het gestelde in het eerste lid onder b, met betrekking tot de aanwezigheid van toiletten, kan