2.11 Bodemonderzoek en -sanering 2000-2005
Voortgangsrapportage en hei-verdeling ISV-programma 2000-2005. September 2002.
2.11.1 Projectomschrijving.
De ISV-bodemmodule bestaat uit een programma voor de periode 2000 t/m 2004. De uiteindelijk in juli 2000
gehonoreerde module bevatte een 11-tal projecten. Binnen die projecten zijn grosse modo twee categorieën te
onderscheiden:
projecten waar uit milieuhygiënisch oogpunt onderzoek of sanerende maatregelen noodzakelijk zijn, daarvan is
sprake indien (mogelijke) risico's voor de volksgezondheid, verspreiding of het ecosysteem aanwezig zijn
projecten waar bodemsanering faciliterend is aan of onderdeel uitmaakt van maatschappelijke processen, daarbij
valt te denken aan woningbouw, herinrichting, revitalisering of bijvoorbeeld civieltechnische werken
De bodemmodule levert daarmee een bijdrage aan meerdere MOP-doelstellingen. Naast uiteraard duurzame
ontwikkeling en milieu zijn de belangrijkste woningmarkt, bereikbaarheid en omgevingskwaliteit.
Voor bodemsanering geldt dat de rijksoverheid tot 2023 meefinanciert aan de oplossing van het vraagstuk.
Ongeveer een kwart 4.5 mld.) van de totaal benodigde middelen 18.2 mld.) wordt door het rijk ter
beschikking gesteld. De overige 75% zal door andere belanghebben/marktpartijen (waaronder de gemeente)
moeten worden opgebracht. Dat betekent een multipliereffect van 4, tegenover iedere milieu-euro staan kortom
3 markt-euro's. In verband met de afwijkende grondpolitieke mogelijkheden (geringe inverdiencapaciteit) gaan
we er van uit dat een dergelijke multiplier hier niet haalbaar is. Het is tot op heden echter lastig gebleken
betrouwbare cijfers over marktinvesteringen boven water te krijgen. Tot en met 2002 is dat (monitoren
marktinvesteringen bodemsanering) overigens een provinciale verantwoordelijkheid.
Een belangrijk hulpmiddel bij het programmeren van die operatie is een adequaat beeld van de
verontreinigingssituatie binnen het grondgebied (ook wel landsdekkend beeld genoemd). Dat beeld bestaat
feitelijk uit 2 delen:
de werkvoorraad (alle mogelijk verontreinigde locaties - locaties waar nog onderzoek of sanerende maatregelen
plaats dienen te vinden)
het totaalbeeld - hierbij moet worden gedacht aan diffuse (chemische) verontreiniging maar ook aan aspecten als
bijvoorbeeld vermesting en verzuring
De werkvoorraad dient in 2004 bekend te zijn zodat voor de volgende (ISV) meerjarenprogramma's een heldere
verdeling van de rijksmiddelen kan worden gemaakt. Om de inventarisaties voor de werkvoorraad uniform en
vergelijkbaar te krijgen heeft het ministerie eind 2001 een circulaire met een stappenplan uitgebracht.
Bovengenoemde aspecten zijn in het Nationaal Milieubeleidsplan 3 vertaald in 2 belangrijke doelstellingen:
inzicht in de bodemkwaliteit per 1-1-2004
de bodemsaneringsoperatie is ultimo 2022 beheersbaar; dat wil zeggen de ernstig verontreinigde en urgente
locaties zijn aangepakt
-43-
Voortgangsrapportage en herverdeling ISV-programma 2000-2005.
September 2002.
In volgende programmaperioden zal bodemsanering vermoedelijk een integraal onderdeel van het ISV-budget
vormen. Vooralsnog zijn de middelen echter specifiek gelabeld voor dit onderdeel. Bodemsanering is (landelijk)
namelijk laat en daarmee in eerste instantie onvolledig betrokken in de ISV-systematiek en het bijbehorende
budget.
Op grond daarvan is de mogelijkheid gecreëerd om per 1-1-2002 de bodemmodules te herijken en indien nodig
eventueel aanvullend budget aan te vragen. In augustus 2001 heeft daartoe een actualisatie van het gemeentelijk
programma plaatsgevonden. In februari is dat bestuurlijk onderschreven en ingediend bij VROM. Leeuwarden
heeft in totaal 1.155.000,- extra geclaimd. Tot op heden (juli 2002) is er nog geen uitsluitsel over die
aanvulling. Op ambtelijk niveau is te verstaan gegeven dat plusminus 60% van dat extra budget gehonoreerd kan
worden. Dat noopt vervolgens tot een heroriëntatie op de gemeentelijke ambitie en vervolgens aanpassing van
het programma.
2.11.2 Organisatie en proces.
De procesmanager bodem (sector Milieu) is verantwoordelijk voor de totstandkoming-, de uitvoering-, en
monitoring van het programma. In principe gebeurt dat in de reguliere (interne) planning- en controlcycli.
Daarnaast dient per programmaperiode prestatieverantwoording te worden afgelegd aan VROM. Voor
bodemsanering is daartoe een specifieke monitor met 16 indicatoren ontwikkeld. Die monitor zal met ingang van
2003 door de gemeente Leeuwarden moeten worden bijgehouden. Tot op heden doet de provincie Fryslan dit.
De taak is namelijk gekoppeld aan de bevoegd gezag status Wet bodembescherming (Wbb). De monitoring
beperkt zich overigens geenszins tot ISV-projecten maar heeft betrekking op de totale bodemsaneringsoperatie.
Leeuwarden heeft er voor gekozen met ingang van 1 januari 2003 bevoegd gezag Wbb te worden. Naast de
financiële en programmatische verantwoordelijkheden (preek en wortel) komen dan ook juridische instrumenten
(de zweep) ter beschikking. Leeuwarden heeft vanaf de totstandkoming van de ISV-systematiek voor die
mogelijkheid gepleit omdat deze instrumenten elkaar aanvullen en op het laagst doelmatige schaalniveau (i.e.
ook de 'grote' gemeente) thuishoren.
De primaire grondslag voor de bodemmodule wordt gevormd door het Meerjarenontwikkelingsprogramma.
Voor het actualiseren/bijstellen zijn het MIP, het duurzaamheidsplan maar ook bijvoorbeeld (concepten van) de
stadsvisie leidend. Verder vormen ook rechtstreekse contacten met projectleiders (o.m. projectenbureau/R.O.
I.) en het IS V-platform belangrijke input.
Aanvankelijk bestond de bodemmodule uit een bescheiden onderzoeksprogramma wat met name gerelateerd was
aan de herstructurering. Op instigatie van de Staatssecretaris van het ministerie VROM diende de incorporatie
van het onderwerp bodemsanering in de ISV-systematiek echter versneld te worden. Vervolgens is ook door
Leeuwarden een ambitieuzere module opgesteld. Daarin zijn een aantal saneringslocaties opgenomen. Dat
programma, evenals de programma's van andere rechtstreekse gemeente, was sterk locatiegericht.
Om de integratie verder te bevorderen werd de mogelijkheid gecreëerd om de bodemmodules te herijken en voor
de periode 2002- 2004 aanvullend budget aan te vragen. In augustus 2001 zijn daartoe de eerste ambtelijke
concepten opgesteld. Daaruit bleek al snel dat de totale vraag (provincies en rechtstreekse gemeente) het bij het
rijk beschikbare budget sterk oversteeg. Vervolgens is landelijk naar oplossingen gezocht om uit die impasse te
geraken. Alle reserves zijn uit de programma's gehaald waardoor deze het karakter van een optelsom van
projecten kregen.
Nadat het ministerie de termijn voor de formele indiening enkele malen had bijgesteld is uiteindelijk in februari
2002 een geactualiseerd programma bij VROM ingediend. Ondertussen is gebleken dat de vraag het beschikbare
budget nog altijd (fors) overschrijdt en nog steeds geen uitsluitsel (financiële beschikking) van VROM
ontvangen.
De organisatie en het proces van de in het programma opgenomen onderzoeks- en saneringslocaties varieert. De
procesmanager is dus niet verantwoordelijk voor alle individuele projecten. ISV-middelen zijn bedoeld als
smeermiddel om ook marktpartijen te stimuleren tot het verrichten van investeringen in bodemsanering. Dat
neemt niet weg dat het milieubelang de hoogste prioriteit heeft. Zie daarvoor onder meer het onderscheid wat in
paragraaf 2.111 is geschetst. Onderzoeks- en saneringsprojecten die zijn ingegeven door milieuhygiënische
urgentie kunnen in de regel autonoom worden gepland en uitgevoerd. Die projecten worden door de sector
Milieu uitgevoerd.
-44-