Beleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2003
2 INKOMEN
Algemeen uitgangspunt voor het beleid met betrekking tot bijstandsverstrekking is dat
iedereen in zijn eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien, tenzij er in de persoon of
in de levenssituatie belemmeringen zijn die dat niet mogelijk maken. De bijstand is dus
een vangnet en ziet toe op achterstandsbestrijding. De bijstand is in beginsel een
tijdelijke voorziening en moet niet langer dienen dan nodig is. Daarop sluit het
reïntegratiebeleid aan, want werk gaat nog steeds boven inkomen.
2.1 Maximale verantwoordelijkheid
In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat het nieuwe Rijksbeleid erop is gericht om
gemeenten in 2004 grote verantwoordelijkheid te geven in besteding van
reïntegratiebudgetten en bijstandslasten en om tevens de bureaucratie terug te dringen.
Op het gebied van Inkomen vertaalt zich dat naar een 100% budgettering van de
bijstandslasten. Hiermee komt de inkomensverstrekking voor volledige
verantwoordelijkheid en risico van de gemeenten. Er zal een macrobudget worden
vastgesteld, dat vervolgens langs zo veel mogelijke objectieve criteria zal worden
verdeeld onder de gemeenten. Het gevolg van deze maatregel is dat de gemeente een
overschrijding van het toebedeelde uitkeringsbudget dient op te vangen binnen de eigen
begroting. Dit terwijl de gemeente nauwelijks invloed heeft op grote instroom in het
bijstandsbestand. Bij zeer ernstige overschrijdingen van bijstandsuitgaven kan er beroep
worden gedaan op een noodvoorziening. Naast deze toename van risico's, bieden de
voorstellen ook kansen. Zo brengt de voorgestelde systematiek met zich mee dat de
gemeente ook een besparing kan realiseren. Een eventueel overschot kan worden
toegevoegd aan de algemene middelen van de gemeente of aan de reïntegratiebudgetten
in het Fonds Werk en Inkomen.
De verwachting van het Rijk is dat deze maximale financiële verantwoordelijkheid zal
leiden tot een efficiënter volumebeleid via reïntegratie, fraude- en poortwachtersbeleid.
Op dit moment is 25% van de bijstandslasten gebudgetteerd en kan 75% nog worden
gedeclareerd bij het Rijk. Eventuele besparingen op deze systematiek zijn tot nu toe
gereserveerd voor het geval in een slechter economisch tij de bijstandslasten flink
stijgen als gevolg van een groei van het bijstandsbestand. Onduidelijk is nog wanneer
de nieuwe voorstellen precies zullen worden ingevoerd.
Wat wel duidelijk is dat er één nieuwe wet wordt gemaakt die de Algemene
bijstandswet, de Wet financiering Abw, de Wet inschakeling werkzoekenden en het
Besluit in- en doorstroombanen zal vervangen. Zowel de financiering als de
inhoudelijke kaders voor Werk en Inkomen worden dus in één wet gegoten. Daarbij
wordt de waarborg gegeven dat de kring van rechthebbenden op een bijstandsuitkering
niet wijzigt. Ook blijft de hoogte van de normbijstand ongewijzigd.
Beleidsplan Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2003
Wel heeft het Rijk o.a. het voornemen om het categoriale inkomensbeleid af te schaffen,
een directer stelsel van het opleggen van boeten en maatregelen in te stellen en om
gemeenten meer vrijheid te geven in de beslissing wel of niet over te gaan tot
terugvordering van ten onrechte genoten bijstand.
Armoedebestrijding
In het kader van de Agenda voor de Toekomst is het uitgangspunt dat het gemeentelijk
minimabeleid zich nadrukkelijk dient te richten op de activering van cliënten en de
ondersteuning van mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Van belang is
om een heroriëntatie te maken op de vraag of het gemeentelijk minimabeleid voldoende
bijdraagt tot activering en sociale participatie van de Leeuwarders met een laag
inkomen. Deze heroverweging is echter mede afhankelijk van de landelijke
ontwikkelingen ten aanzien van de aanpak van de armoede en de armoedeval. Het is
namelijk onduidelijk wat voor gevolgen deze ontwikkelingen hebben voor het bestaande
gemeentelijke armoede-instrumentarium. Het afgelopen jaar was de heroverweging van
het gemeentelijk minimabeleid in afwachting van de wijzigingen in landelijke kaders.
Inmiddels is echter duidelijk geworden dat het wetsvoorstel dat gemeenten de
mogelijkheid zou bieden aanvullende inkomenssteun te verlenen aan langdurige
minima, via de zogenaamde afzonderlijke"lang-laag regeling" is meegenomen in het
nieuwe voorstel van wet onder de naam "langdurigheidstoeslag".
Schuldhulpverlening
Uitgaande van het aantal verzoeken om een schuldregeling gedurende de afgelopen 5
jaren is de verwachting voor 2003 dat er ongeveer 275 verzoeken om een
schuldregeling bij de Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland zullen worden
ingediend. Bij een deel van de cliënten is er naast financiële problemen ook sprake van
achterliggende problematiek, zoals verslavingsproblematiek of psychosociale
problemen. Op jaarbasis gaat het dan om ongeveer 75 cliënten. In die situaties is een
integrale aanpak van de verschillende problemen van doorslaggevende betekenis. Het
SGBO heeft in 2002 onderzocht hoe deze integrale aanpak effectiever en efficiënter kan
worden georganiseerd dan in de huidige situatie. Over de wijze waarop de
aanbevelingen van het SGBO binnen de gemeente Leeuwarden kunnen worden
geïmplementeerd zal een afzonderlijk voorstel aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
Fraudebeleid
Handhaving speelt een belangrijke rol in de naleving van de verplichtingen van
uitkeringsgerechtigden. Het handhavingsbeleid van de gemeente is er ook op gericht om
te voorkomen dat er ten onrechte of voor een te hoog bedrag een uitkering wordt
verstrekt. Invulling geven aan hoogwaardige handhaving past in de SUWI doelstelling
over een doelmatige en doeltreffende uitvoering. Op welke wijze invulling gegeven zal
worden aan het hoogwaardig handhaven is mede afhankelijk van de resultaten van het
LAT-project. Leeuwarden neemt samen met de gemeenten Apeldoorn en Tilburg deel
aan het LAT project. Dit project is gericht op het verbeteren van de klantvriendelijkheid
en de handhaving. Het project heeft een looptijd tot 31 december 2002. De evaluatie
wordt medio 2003 verwacht. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om de resultaten
van het LAT project af te wachten alvorens een samenhangende visie met betrekking tot
het fraudebeleid op te stellen en daarin vervolgstappen te ondernemen.
9