Bijlage I: uitgangspunten voor en kernbegrippen van bestuurlijke integriteit
Artikel 1: Uitgangspunten:
aLeden van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester
stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het
openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het
verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.
b. Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt
aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording
wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders of de gemeenteraad, maar ook extern aan
organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.
c. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder
perspectief:
Artikel 2: kernbegrippen
1Dienstbaarheid
Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en
op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
2. Functionaliteit
Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in
het bestuur.
3. Onafhankelijkheid
Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen
vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke
vermenging wordt vermeden.
4. Openheid
Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de
controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn
beweegredenen daarbij.
5. Betrouwbaarheid
Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en
informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor
die zijn gegeven.
6. Zorgvuldigheid
Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en
met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken.