Bijlage II Gedragscode voor bestuurders
Artikel 1 Algemene bepalingen
1Deze gedragscode geldt voor de leden van de gemeenteraad, het college van
burgemeester en wethouders en de burgemeester, hierna te noemen
bestuurders.
2. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet
eenduidig is, vindt bespreking plaats in respectievelijk de gemeenteraad of
het college.
3. Bij twijfel, vragen, gesignaleerde gedragslijnen en ontwikkelingen is de
burgemeester het eerste aanspreekpunt.
4. De code is openbaar en door derden te raadplegen.
5. De leden van de raad, het college en de burgemeester ontvangen direct na
vaststelling door de raad een exemplaar van de code en/of bij hun aantreden.
Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding
1Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen
en organisaties. Bij wijzigingen in de financiële belangen wordt hiervan
terstond mededeling gedaan. De opgave is openbaar.
2. Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder
bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen, alsmede de
schijn daarvan.
3. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins
persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de
gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de
betreffende opdracht.
4. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen
faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van
de aanbieder kan beïnvloeden.
Artikel 3 Nevenfuncties
De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde
van het ambt (q.q.-nevenfunctie) en die worden vergoed door de instelling
waarvoor die nevenfunctie wordt verricht, kunnen niet bij de gemeente worden
gedeclareerd.
Artikel 4 Informatie
1Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij
uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie, als
bedoeld in artikel 47 van het reglement van orde voor de vergaderingen van
de raad.
2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of
vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van
artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
3Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke
betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen
informatie.