Blad 4
TOELICHTING GEDRAGSCODE VOOR BESTUURDERS
Algemene toelichting
Ingevolge de Wet dualisering gemeentebestuur zijn de gemeenteraden verplicht
om per 7 maart 2003 een gedragscode vast te stellen voor raadsleden,
wethouders en de burgemeester.
Het doel van een gedragscode voor bestuurders is om bestuurders een houvast te
bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur.
Er is gekozen voor de vorm van een code. Een code is een onderlinge afspraak.
Het zijn geen regels die rechtskracht hebben, maar een code heeft vooral
bestuurlijke en politieke relevantie. Niet voor alle regels ligt namelijk een
dergelijke juridische verankering voor de hand.
Naast deze code bestaan er ook voorschriften die in wet of elders geregeld zijn,
bijvoorbeeld over fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties.
Dergelijke voorschriften zijn niet in deze code opgenomen.
Bestuurders zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar en wanneer zij
zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en voor
hun positie. Schending van de code kan leiden tot het opzeggen van vertrouwen
in een lid van het college.
Er is dus niet gekozen voor een verordening met rechtskracht. De code bevat
zowel normen over hoe in een bepaalde situatie te handelen als regels over
procedures die moeten worden gevolgd. Procedureafspraken kunnen een
onlosmakelijk onderdeel zijn van een gedragsregel en de transparantie en
daarmee de controleerbaarheid vergroten. Zonodig kunnen
procedurebeschrijvingen worden opgesteld.
De code bestaat uit twee onderdelen. Deel I beschrijft een aantal uitgangspunten
en kernbegrippen van integriteit en plaatst daarmee het vraagstuk in een breder
kader. Zij vormen als het ware de algemene uitgangspunten voor de
gedragscode. Deel II bevat de feitelijke gedragsregels.
Met de vaststelling van deze gedragscode doet de gemeenteraad een signaal
uitgaan naar de samenleving en naar de eigen medewerkers, namelijk dat de raad
groot belang hecht aan integriteit.
Deze gedraglijn is een instructie als bedoeld in de CAR-UWO ten behoeve van
het personeel van de gemeentelijke organisatie.
Toelichting per artikel.
Artikel 1
De code is van toepassing gemaakt op zowel raadsleden, wethouders als de
burgemeester. Daarmee wordt in één handeling aan drie artikelen van de
Gemeentewet voldaan.
De burgemeester is vanwege zijn onafhankelijke positie de meest aangewezen
persoon om als eerste aanspreekpunt te fungeren. Indien de burgemeester ten
Blad 5
aanzien van zichzelf met vragen rond integriteit zit kan hij dit uiteraard met de
raad of het college bespreken. Een andere mogelijkheid is het houden van
ruggespraak met de Commissaris der Koningin of diens kabinetschef.
Artikel 2
Voor het doen van een opgave van de financiële belangen in ondernemingen
wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.
Bij belangenverstrengeling is ook het voorkomen van de schijn van belang.
Lid 3 noemt het onthouden van deelname aan de besluitvorming bij familie- of
vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen. Dit is een
aanvullingen op artikel 28 van de Gemeentewet en het afleggen van de eed of
belofte.
Artikel 28 zegt dat er niet gestemd mag worden over aangelegenheden die een
bestuurder rechtstreeks of middellijk (lees: alle terzake doende intensieve
relaties) aangaan of waarbij hij als vertegenwoordiger betrokken is.
De ambtseed of-belofte (artikelen 14, 41a en 65 van de Gemeentewet) betreft
het rechtstreeks noch middellijk aannemen van enig geschenk of belofte.
De gedragscode is dus iets uitgebreider dan de wettelijke bepalingen. Enerzijds
worden de familie- en vriendschapsbetrekkingen bij naam genoemd en
anderzijds is de formulering onthouden van deelname aan de besluitvorming
(lees: niet deelnemen aan de beraadslaging, het debat) ruimer gesteld. Teneinde
de schijn te voorkomen verdient het aanbeveling dat de bestuurder de
vergadering verlaat.
Het voert in het kader van deze toelichting te ver om voorbeelden uit de
jurisprudentie aan te halen. In voorkomende gevallen verdient het aanbeveling
deze er tijdig op na te slaan.
Artikel 3
Artikel 12 van de Gemeentewet regelt dat leden van de raad openbaar moeten
maken welke andere functies dan het raadslidmaatschap zij vervullen. Bij de
aanvang van de vierjarige raadsperiode is deze opgave gedaan. Artikel 12 geldt
eveneens voor wethouders en de burgemeester. Zij dienen ook hun voornemen
tot het aanvaarden van een dergelijke functie aan de raad te melden.
In de praktijk dragen de griffier (voor leden van de raad) en de
gemeentesecretaris (voor de leden van het college) zorg voor het verzamelen en
ter inzage leggen van de opgaven.
De verantwoordelijkheid voor het opgeven van tussentijdse wijzigingen ligt
uiteraard geheel bij de bestuurder zelf. Griffier of gemeentesecretaris kan hierbij
een attenderende rol vervullen.
In artikel 2, lid 1van deze gedragscode is opgenomen dat een bestuurder ook
opgave doet van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties.
Deze opgave kan gecombineerd worden met de opgave van de nevenfuncties.
Artikel 4
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5
Het (niet) aannemen van geschenken en giften om iets te doen of te laten is
geregeld in de ambteed of -belofte. De gedragcode geeft aan dat geschenken en