Blad 4
De windmolen is overigens niet milieuvergunningsplichtig,
maar valt onder de meldingsplicht (Besluit Voorzieningen en
installaties milieubeheer)Aangezien aan alle voorwaarden
wordt voldaan, is voor de windturbine een melding
geaccepteerd
Inspraakprocedure ex artikel 6a van de WRO
Op grond van artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening is bij een procedure ex artikel 19, lid 1 WRO een
inspraakprocedure verplicht.
In dat kader is het onderhavige bouwplan op 10 oktober 2002
gepubliceerd in het "Huis aan Huis" en heeft het plan vanaf
11 oktober 2 0 02 gedurende vier weken ter inzage gelegen.
Tijdens deze inspraaktermijn zijn door circa 30 bewoners
uit Camminghaburen inspraakreacties ingediend. De
insprekers zijn allen woonachtig in het appartementengebouw
aan de RooswinkelstateEen kopie van de bedenkingen hebben
wij op de gebruikelijke wijze voor u bij het bouwplan ter
inzage gelegd.
De inspraakreacties hebben betrekking op:
1. De situering; de windturbine staat op een te korte
afstand tot de woonwijk Camminghaburen en doet daarmee
afbreuk aan de woonfunctie; de bewoners van de
appartementen aan de Rooswinkelstate kijken uit op de
geplande turbine; de continu draaiende wieken
veroorzaken hierdoor visuele hinder, slagschaduw en
eventueel geluidshinder;
2. Provinciale Staten hebben bij de vaststelling van
Windstreek 200 0 niet de bedoeling gehad om de plaatsing
van windturbines op dergelijke korte afstanden tot
woonwijken toe te laten.
Ten aanzien van deze inspraakreacties merken wij het
volgende op
Ad 1.
Bij de vaststelling van de randvoorwaarden voor de
plaatsing van solitaire windmolens op bedrijventerreinen is
uiteraard ook gekeken naar de ruimtelijke inpasbaarheid en
hinder voor omwonenden.
In het gemeentelijke windmolenbeleid is over de ruimtelijke
inpasbaarheid het volgende opgenomen:
"Windturbines zijn door hun grote hoogte en bijzondere
verschijningsvorm een sterk afwijkende en opvallende
bouwvorm temidden van de meestal sterk horizontale
gerichte bebouwing op bedrijventerreinen en de
horizontale maat in het buitengebied.
Voor het bepalen van de maximaal inpasbare hoogte gelden
drie aandachtspunten:
De betekenis op het stadsbeeld (danwel het
landschapsbeeld) als geheel;
Blad 5
De visuele hinder ten opzichte van woningbouw of het
kwetsbaar buitengebied;
De inpasbaarheid op microniveau.
Ten aanzien van het stadsbeeld als geheel geldt dat er
in de afgelopen jaren een doorgaande schaalvergroting
opgetreden is. Nieuwe bouwwerken van grote afmetingen
zijn in en rond de stad verschenen. Mede naar aanleiding
van het verruimde provinciale beleid, vormt dit
aanleiding om de bestaande maximale hoogte van 4 0 meter
te he rove rwegen
Daarbij moet wel onderscheid gemaakt worden tussen
individuele turbines en clusters waarvoor vanwege het
repetitie-effect en de horizontale werking hiervan een
hogere maximale maat kan gelden.
Als richtlijn voor de visuele verstoring tot
woonbebouwing en gebieden met hoge natuurwaarden wordt
een minimale 1zichthoek' van 1:10 aangehouden d.w.z. dat
bij een masthoogte van 5 0 meter een minimale afstand van
500 meter tot de woonbebouwing noodzakelijk is.
Aandachtspunten voor de inpasbaarheid op microniveau
zijn het voorkomen van schaalconflieten en het streven
naar een logische plek. Omdat de masten veelal in het
open buitengebied of tussen grote bedrijfshallen
geplaatst worden is er meestal geen sprake van grote
schaalconflieten. Er is wel een locale toets nodig naar
de direct omringende bebouwing.
Koppeling aan grote infrastructurele lijnen maakt de
maat van een windturbine meer aanvaardbaar in het
stadsbeeld. Een opstelling nabij wegen, kanalen, etc.
waardoor de windturbine ook van afstand waarneembaar is,
is hiertoe het meest kansrijk.
Tenslotte moet zorgvuldig worden omgegaan met de
precieze situering van de windmolens vanwege de
prominente verschijningsvorm. Indien windmolens binnen
zichtafstand van elkaar geplaatst worden dan moeten type
en hoogte op elkaar worden afgestemd."
Verder is relevant wat de plaatsingsmogelijkheden voor
windmolens waren op grond van het oude gemeentelijke
beleid
Op grond van het gemeentelijke beleid van 1996 is op de
Hemrik de bouw van windturbines met masthoogtes van 4 0
meter toegestaan. In dit oude beleid zijn er echter geen
beperkingen opgelegd aan de situering van de molens. Op
grond hiervan zou in principe (met inachtneming van de
geluidszone) een turbine op betrekkelijk korte afstand tot
de woningen in Camminghaburen kunnen worden gebouwd.
In het nieuwe beleid is weliswaar sprake van enige
versoepeling ten aanzien van de masthoogte (van 4 0 meter
naar 50 meter)maar er worden ten aanzien van de situering
juist extra eisen gesteld in het belang van de omwonenden.