C. Algemene bepalingen D. Uitwerkingsregels 2. Energetische en milieuaspecten Algemeen Bij het uitwerken ex artikel 11 WRO van de globale bestemming "uit te werken woondoeleinden 1" zal tevens aandacht worden besteed aan energetische en andere milieuaspecten. Gestreefd wordt naar een energiezuinige opzet van de uitwerkingsplannen en het realiseren van een milieuvriendelijk woonmilieu. Energetische aspecten De woningen zullen zodanig worden gesitueerd dat een zo optimaal mogelijke zoninstraling (passieve zonne-energie) zal plaatsvinden. Dit aspect heeft eventueel ook consequenties voor de hoogte van de woningen en openbare beplanting en voor de indeling van de woningen. Daarnaast zal, om het plaatsen van zonnecollectoren (actieve zonne- energie) te stimuleren, aandacht worden besteed aan de nokrichting en dakhelling van de woningen. Duurzaam bouwen (p.m.) Het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen zal zoveel mogelijk worden gestimuleerd. Daarnaast is het realiseren van een goed en gezond intern woonmilieu (geluids- en vochtisolatie en dergelijke) een belangrijk aandachtspunt. Duurzaam waterbeheer (p.m.) Het regenwater dat in het woongebied valt, zal zoveel mogelijk geïnfiltreerd worden met het oog op minimale verstoring van de grondwaterstromen. Lokale infiltratie heeft consequenties voor de inrichting en het beheer en onderhoud van het gebied. Verontreiniging van het afstromende regenwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Verder dient het regenwater zoveel mogelijk zichtbaar gehouden te worden om daarmee de waterkwaliteit te kunnen bewaken zonder dat daarbij (water-)overlast ontstaat. 3. Archeologisch waardevolle gronden Binnen de op de kaart van de aanduiding "archeologisch waardevol" voorziene gronden dienen bij de inrichting van dit gebied de hierbinnen aanwezige archeologische waarden zo veel mogelijk te worden gehandhaafd. Dit betekent dat daar waar mogelijk geen grondbewerkingen dieper dan 20 cm zullen worden uitgevoerd. Ook zal eventuele aan te brengen beplanting binnen deze gronden geen onevenredige schade mogen toebrengen aan de aanwezige archeologische waarden. Voordat binnen de van deze aanduiding voorziene gronden grondbewerkingen dieper dan 20 cm worden uitgevoerd, zal de provinciaal archeoloog worden gehoord ten aanzien van hierbinnen eventueel aanwezige archeologische waarden. Indien en voorzover gronden - overeenkomstig de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage "cultuurhistorische kaart" - zijn aangemerkt als "niet onderzocht gebied", dient, alvorens tot uitwerking wordt overgegaan, eerst archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Bij het uitvoeren van een archeologisch onderzoek zal de provinciaal archeoloog worden gehoord ten aanzien van eventueel aanwezige archeologische waarden. 1. Op de tot "uit te werken woondoeleinden 1" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd uitwerkingsplan. 2. Burgemeester en wethouders stellen het nader uitgewerkte plan eerst vast, nadat belanghebbenden - overeenkomstig de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage "Procedurebepalingen" - in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen tegen het uitwerkingsplan schriftelijk bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken. 3. Het tempo van uitwerken wordt bepaald door de behoefte aan uitbreiding van de woningvoorraad in Leeuwarden, met inachtneming van de uitgangspunten met betrekking tot bevolkingsspreiding en - aanwas, zoals die voor Leeuwarden volgens het streekplan gelden, met dien verstande dat - gelet op de samenhang met de overige in Leeuwarden te ontwikkelen woningbouwmogelijkheden - tot in het jaar 2008 uitsluitend de op de kaart aangegeven "vlek I" mogen worden uitgewerkt. Indien marktomstandigheden of vertragingen in de andere ontwikkelingsgebieden van Leeuwarden-Zuid daartoe nopen kunnen de overige vlekken "vlek II" en "vlek III" eerder worden uitgewerkt, doch niet voordat "vlek I" is uitgewerkt. De noodzaak daartoe zal in de toelichting op het uitwerkingsplan moeten worden gemotiveerd. Burgemeester en wethouders werken de bestemming "uit te werken woondoeleinden 1" met de toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening nader uit met inachtneming van het bepaalde in lid B en met inachtneming van de volgende regels: 1. algemeen van de bruto oppervlakte van de bij onderhavige bestemming behorende gronden dient ten minste 20 te worden ingericht als water; 2. gebouwen voor gebouwen geldt dat: a. deze uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bebouwings- vlakken worden gebouwd; b. de hoogte van gebouwen ten hoogste bedraagt 16 M met dien verstande dat de hoogte van kerk- dan wel uitkijktorens ten hoogste bedraagt 50 M

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 519