Reactie college van b&w Met reclamante zijn wij van mening dat artikel 11 WRO in het kader van een nader uit te werken bestemming verplicht tot uitwerking binnen de looptijd van het plan. Echter zoals bekend mag worden verondersteld maakt het thans nog resterende deel van het bestemmingsplan Wiardaburen deel uit van een plan welk oorspronkelijk betrekking had op een veel omvangrijker gebied. Vanwege de uitspraak van de Kroon d.d. 1 december 1988, waarbij alsnog goedkeuring is onthouden aan een essentieel deel van de woonbestemmingen is daarmede destijds tevens de basis ontvallen voor de verdere uitvoering van het resterende deel van dit plan. Vanaf dat moment is er invulling gegeven aan andere woonlocaties binnen de gemeente en heeft de gemeente zich bezonnen op een andere passende invulling van dit gebied. Om deze reden heeft de gemeente in de voorbije jaren dan ook geen invulling gegeven aan de nadere uitwerking van onder andere de voor woongebied bestemde gronden binnen het resterende deel van het oorspronkelijke bestemmingsplan Wiardaburen. In het kader van de toekomstige ontwikkelingen is vervolgens in 1995 de structuurvisie Leeuwarden, open stad opgesteld. Hierin is een nadere aanzet gegeven voor de verdere ontwikkeling van het ten zuiden van de stad gelegen gebied, waarvan ook het plangebied Leeuwarden fase A deel uitmaakt Voor wat betreft de opmerking inzake een "buitenwettelijke nota" die niet af kan doen aan de dwingendrechtelijke geformuleerde eis uit artikel 11, lid 1, WRO inhoudende dat het gemeentebestuur verplicht is binnen de reguliere planperiode een uitwerkingsplan op en vast te stellen merken wij het volgende op. De structuurvisie Leeuwarden, open stad was geen "buitenwettelijke nota" doch een structuurvisie, die niet de status van een structuurplan heeft. Overigens is deze visie zowel aangeboden voor overleg ex artikel 10 Bro alsmede heeft een ieder in het kader van de inspraak hierop zijn/haar zienswijze kenbaar kunnen maken en is deze vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. Naar onze mening staat hiermede vast dat hierdoor bij een ieder, maar zeker bij de belanghebbenden binnen het gebied Leeuwarden- Zuid duidelijk was welke toekomstige invulling hier werd beoogd. Degenen die na 19 95 gronden hebben verworven binnen dit gebied wisten althans konden weten dat de toekomstige invulling van het gebied, waarop het bestemmingsplan Wiardaburen nog van toepassing was, niet overeenkomstig dit plan invulling zou krijgen. Met betrekking tot de opmerking inzake de nadere uitwerking van de vlekken II en III geldt het volgende. De geciteerde zinnen uit de inspraaknotitie zouden inderdaad de indruk kunnen wekken dat deze niet binnen de looptijd van het bestemmingsplan nader zouden worden 36 uitgewerkt. Gezien het feit dat artikel 11 WRO hiertoe verplicht zal, conform voornoemd artikel 11 WRO, de nadere uitwerking voor beide vlekken vóór de afloop van het bestemmingsplan plaatsvinden. Het zal evenwel duidelijk zijn dat thans nog niet duidelijk is hoe deze invulling vorm zal krijgen. Randvoorwaarden hierbij zijn evenwel de bepalingen zoals deze zijn opgenomen in artikel 3 van de voorschriften Met inachtneming van voornoemde toezegging dat een nadere uitwerking binnen de looptijd van het bestemmingsplan plaats zal vinden, adviseren wij u voor het overige deze zienswijze ongegrond te verklaren. III Agrarisch gebruik Reclamante geeft aan dat niet duidelijk is waarom de agrarische gebruiksfunctie, anders dan het geval was in het voorontwerp-bestemmingsplan, eveneens wordt begrepen onder de bestemming WU 1 (artikel 3, lid B, onder sub 8)Hoe verhoudt de agrarische functie zich tot de woonfunctie? In de uitwerkingsregels ontbreken dienaangaande regels. Zo wordt niet ingegaan op aspecten als verplicht in acht te nemen zoneringsvoorschriften en ontbreekt ten aanzien van de agrarische gebruiksfunctie een maximumpercentage. Reclamante is van mening dat de agrarische gebruiksfunctie zich niet verhoudt met de woonfunctie en verzoekt om die reden deze functie uit te sluiten van de bestemming WU 1. Reactie college van b&w De gronden welke vallen binnen het huidige plangebied fase A worden nog vrijwel allemaal als agrarische gronden gebruiktEen voortzetting van dit gebruik op beperkte schaal binnen de looptijd van dit plan wordt zeker niet op voorhand uitgesloten. Immers zijn nog niet alle gronden aangekocht en binnen het kader van de toekomstige invulling kan niet reeds op voorhand worden uitgesloten dat ook een beperkt gedeelte van de gronden een dergelijke functie zal behouden. Dit zou mogelijkerwijs ook passend zijn binnen de toekomstige invulling van het plangebied Leeuwarden-Zuid. Immers naast woningbouw, zal er ook plaats zijn voor water en natte natuur. Een beperkt (mede) gebruik ten behoeve van de agrarische functie zal hiermede niet strijdig zijn. Het is niet zinvol en doelmatig dit nu reeds aan een percentage te binden. Eerst in het kader van de nadere uitwerking zullen afhankelijk van de toekomstige invulling, indien nodig en wettelijk vereist, de regelingen zoals die gelden ten aanzien van de in acht te nemen milieuzones ten opzichte van agrarische bedrijven hierin worden betrokken. Wij adviseren u deze zienswijze ongegrond te verklaren. 37

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 539