vanwege dit belang geen ontheffing of vrijstelling kan
worden verleend ten aanzien van vogels behorende tot een
beschermde inheemse diersoort"
Reclamante geeft aan dat op grond van het voorgaande het
hiervoor uiteengezette systeem niet anders kan worden
geconcludeerd dan dat het in casu niet mogelijk is om een
Ffwet-ontheffing te verkrijgen voor woningbouw in het
plangebied. Reclamante vermag vooralsnog namelijk niet
inzien welk toelaatbaar belang als bedoeld in artikel 75,
lid 4 aanhef en sub c Ffwet met woningbouw wordt gediend.
Het Ffwet-ontheffingsregiem is in overeenstemming met het
in de Vogelrichtlijn gehanteerde systeem. Ingevolge artikel
9, lid 1 Vogelrichtlijn kan er - bij het ontbreken van een
andere bevredigende oplossing - worden afgeweken van de
verbodsbepalingen in de artikelen 5 tot en met 8Dit kan
evenwel uitsluitend op grond van een aantal limitatief
opgesomde gronden. Deze stemmen nagenoeg overeen met die
welke ten aanzien van vogels worden gehanteerd in artikel
75, lid 4 en lid 5 Ffwet alsmede in artikel 2, lid 2
Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
Ook de Vogelrichtlijn laat dus bijvoorbeeld niet toe dat
dwingende redenen van groot openbaar belang een grondslag
voor ontheffing kunnen vormen.
Het is bestendige jurisprudentie, aldus reclamante, dat een
bestemmingsplan niet mag worden vastgesteld respectievelijk
goedgekeurd indien dat bestemmingsplan een handeling
mogelijk maakt waarvoor een ontheffing als bedoeld in
artikel 75, lid 3 Ffwet nodig is en op voorhand niet
aannemelijk is dat deze ontheffing kan worden verleend.
Reclamante verwij st hiervoor naar de uitspraken van de ABRS
d.d. 26 oktober 1999, 31 maart 2 0 00 en 2 0 maart 2 0 02.
Zij stelt dat bij het ontwerp-bestemmingsplan nog uit enig
ander document blijkt dat de gemeente heeft onderzocht of,
en zo ja, waarom de nodige Ffwet-ontheffingen zullen worden
verkregen, daarbij rekening houdend met het hiervoor
uiteengezette Ffwet-ontheffingsregiem. Het ontwerp-
bestemmingsplan kan daarom niet rechtmatig door de
gemeenteraad worden vastgesteld. Mocht dat wel gebeuren,
dan wordt er gehandeld in strijd met artikel 3:2 Awb (ABRS
26 oktober 1999)
In het vorenstaande is met name ingegaan op de beschermde
(inheemse) vogelsoorten. Reclamante wijst er echter op dat
ook voor andere beschermde diersoorten (daaronder begrepen
vleermuizen en vissoorten) en flora de benodigde Ffwet -
ontheffing(en) zal (zullen) dienen te worden verkregen. Zij
geeft aan dat ook het gemeentebestuur daar kennelijk aan
twijfelt, onder meer gezien de opmerkingen op de pagina's
16 en 17 van de toelichting bij het ontwerp-
bestemmingsplan, inhoudende dat ten aanzien van bepaalde
soorten nader onderzoek gewenst is.
Concluderend merkt reclamante op dat in het kader van de
onderhavige bestemmingsplanprocedure in onvoldoende mate
rekening is gehouden met de Vogelrichtlijn en de Ffwet. Het
40
(gehele) bestemmingsplan kan om die reden dan ook als niet
in overeenstemming met het recht worden vastgesteld.
Reactie college van b&w
Reclamante stelt dat anders dan in de toelichting is
aangegeven de binnen dit gebied voorkomende weidevogels wel
vallen onder de soortenbescherming van de Vogelrichtlijn.
Het voorgaande is evenwel niet correct. Weliswaar is
artikel 1 van de Vogelrichtlijn in dat opzicht correct
geciteerd, op grond van het door het Ministerie van LNV
opgestelde overzicht inzake beschermde vogelsoorten blijkt
evenwel dat zowel de grutto alsook de tureluur niet worden
genoemd in de Vogelrichtlijn, maar wel voorkomen op de zgn.
"rode lijst" d.d. 27 januari 1994. Wij merken hierbij op
dat de Rode Lij st geen beschermende bepalingen in dezen
bevat
Het gebied Leeuwarden-Zuid is niet aangewezen als speciale
beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn en komt
hiervoor ook in de toekomst niet voor in aanmerking. Het
plangebied is evenmin vermeld in het in 1994 gemaakte
rapport "Review of Areas Important for Birds in the
Netherlands"
Het door reclamante gestelde dat uitvoering van het
bestemmingsplan per definitie tot gevolg zal hebben dat er
onder meer weidevogels worden verstoord en derhalve
strijdig is met artikel 9 en volgende van de Ffwet wordt
door ons niet onderschreven. De voorbereiding van de
invulling/realisering van het plangebied fase A zal plaats
vinden buiten de periode (broedseizoen) waarin deze
vogelsoorten zich bevinden in het onderhavige plangebied.
Van een verstoring zoals genoemd in artikel 9 e.v. van de
Ffwet zal dan ook geen sprake zijn. Wel zal de toekomstige
uitvoering van het bestemmingsplan ertoe kunnen leiden dat
de habitat voor deze vogelsoorten verloren zal gaan.
Een ontheffing van de Flora- en faunawet voor de grutto,
tureluur en de kievit conform de hiervoor genoemde
uitspraken 'Industrieterrein Langeveld' is niet mogelijk en
evenmin nodig. Voorwaarde voor de uitvoering is dat de
werkzaamheden worden gerealiseerd buiten het broedseizoen.
Voor onze weerlegging verwijzen wij naar de uitspraak van
de ABRS d.d. 14 augustus 2 0 02 inzake de gemeente
Skarsterlan ("Bedrijventerrein Joure De Ekers").
Overigens merken wij op dat, hoewel wij hiertoe op grond
van de hiervoor genoemde uitspraak betreffende het
bestemmingsplan Bedrijventerrein Joure De Ekers, niet
verplicht zijn, wij niettemin overwegen om in samenhang met
het eventuele verlies van de gronden waarbinnen de
toekomstige realisering van de Haak om Leeuwarden plaats
gaat vinden, te zoeken naar compensatiegronden voor de
grutto en de tureluur.
Voor wat betreft de ontheffing in het kader van de Flora-
en faunawet zoals genoemd op pagina 17 van de toelichting
41