zienswijze, de faseringsregeling mocht handhaven zij ons
verzoekt om de huidige tekst te vervangen door die zoals
deze was opgenomen in artikel 3, lid C, sub 3 van de
voorschriften van het voorontwerp-bestemmingsplan.
Reactie college van b&w
In het kader van het voorontwerp-bestemmingsplan is in
artikel 3 lid C, 3 aangegeven dat gelet op de
samenhang met de overige in Leeuwarden te ontwikkelen
woningbouwmogelijkheden - tot in het jaar 20 08 uitsluitend
de op de kaart aangegeven "vlek I" mogen worden
uitgewerkt"
In het ontwerp-bestemmingsplan is met betrekking tot het
voorgaande bepaald dat"de te ontwikkelen
woningbouwmogelijkheden - de tot "uit te werken doeleinden
2" bestemde gronden niet eerder dan na 2008 mogen worden
bebouwd
Uit de woorden "tot in het jaar 2008" en "niet eerder dan
na 2008" heeft voor de uitwerking feitelijk geen betekenis.
Het gaat hier om een woordnuancering die in beide gevallen
tot gevolg heeft dat de feitelijke ontwikkeling niet eerder
plaats mag vinden dan in het jaar 2009.
De door reclamante gegeven interpretatie van het
"realiseren" van vlek I in die zin dat realisering in dezen
dient te worden opgevat als de "(af)bouw van de laatste
woning" wordt door ons niet gedeeld. Wij vatten deze
zinsnede op als zijnde realisering van het overgrote deel
van vlek IHiermede wordt niet beoogd dat ook de laatste
dan wel bijvoorbeeld de laatste 10 van de woningen ook
reeds (af)gebouwd dient te zijn. Strekking van deze
regeling is dat er niet verspreid in het gebied
Leeuwarden-Zuid gelijktijdig, anders dan hiervoor
weergegeven ten aanzien van het aanbieden van woningen in
de verschillende deelgebieden, een aantal locaties wordt
ontwikkeld waardoor de afronding van de onderscheiden
vlekken vele jaren kan duren en daarmede voor de
toekomstige bewoners van de buurtschappen er vele jaren
overlast zal ontstaan.
Aangezien de woorden "niet eerder dan na 2 008" een meer
exacte weergave geven van het moment waarop met de
uitwerking kan worden gestart dan "tot in het jaar 2008" en
de interpretatie en doelstelling dezelfde zijn, stellen wij
u voor aan dit verzoek van reclamanten niet tegemoet te
komen
Op grond van voorgaande overwegingen adviseren wij u deze
zienswijze ongegrond te verklaren.
cOntwikkeling vlekken II en III ingegeven door
grondpositie gemeente
Reclamante vervolgt met een herhaling ten aanzien van de
buitenwettelijke nota's die niet af kunnen doen aan de
dwingendrechtelijke geformuleerde eis uit artikel 11, lid
46
1, WRO inhoudende dat binnen de reguliere planperiode een
uitwerkingsplan op- en vastgesteld dient te worden.
Reclamante merkt op dat onder meer op pagina 7 van de
"Reactienota overleg ex artikel 10 Bro en mer - rapportage"
wordt gesteld dat de vlekken II en III niet vóór het jaar
2008 mogen worden uitgewerkt naar aanleiding van de
aanwezigheid van weidevogels in het zuidoostelijke deel van
het plangebied. Met deze maatregel beoogt het
gemeentebestuur tegemoet te komen aan de opmerkingen van de
Cie. voor de m.e.r. Naar het oordeel van reclamante snijden
de bedoelde opmerkingen van deze commissie en de
gemeentelijke reactie hierop geen hout. Reclamante stelt
dat het gemeentebestuur namelijk in stellige bewoordingen
heeft aangegeven dat reeds nu de principiële keus is
gemaakt om het gehele in het ontwerp-bestemmingsplan
voorziene gebied in te richten als woningbouwlocatie en dat
deze keuze consequenties zal hebben voor de thans hier nog
aanwezige weidevogels. In dat licht bezien wordt, aldus
reclamante, geen planologisch belang gediend door de
vlekken II en III vanwege de aanwezigheid van weidevogels
eerst na 2009 (of 2008) in ontwikkeling te nemen. Dit
impliceert enkel uitstel van executie. Voorts komen
weidevogels, waaronder de grutto en de tureluur in het hele
plangebied voor. Als er van uitgegaan wordt dat woningbouw
in het plangebied mogelijk is, in die zin dat de Ffwet zich
daartegen niet verzet, dan acht reclamante het ook om die
reden een non-argument dat de faseringsregeling is
afgestemd op het voorkomen van weidevogels.
Reclamante blijft dan ook onverkort van mening dat de in
het ontwerp-bestemmingsplan voorziene faseringsregeling met
name is ingegeven door de grondpositie van de gemeente en
dat deze regeling de toets aan het recht met name om die
reden niet kan doorstaan.
Reactie college van b&w
De conclusie dat het gemeentebestuur reeds nu de keuze
heeft gemaakt om het gehele in het ontwerp-bestemmingsplan
voorziene gebied in te richten als woningbouwlocatie is
correct. Anders dan door reclamante wordt gesteld zijn wij,
en met ons de Commissie voor de m.e.r., van mening dat
latere invulling van het zuidelijk deel van het gebied waar
zich een concentratie van grutto's en tureluurs bevindt,
vanuit natuurwetenschappelijk oogpunt van belang is
aangezien op deze wijze de habitat voor deze vogels zo lang
mogelijk behouden kan blijven.
Dit biedt ons gelijktijdig de mogelijkheid om in samenhang
met de ontwikkelingen van De Haak in de tussenliggende
jaren zo mogelijk te zoeken naar compensatiegronden buiten
het gebied Leeuwarden-Zuid.
Voor wat betreft het gestelde dat de grutto en de tureluur
in het gehele gebied voorkomen merken wij op dat dit
weliswaar het geval is doch dat de concentratie hiervan
47