zich bevindt binnen de als vlekken II en III aangegeven
gronden.
Anders dan door reclamant aangegeven zijn wij dan ook van
mening dat, niettegenstaande het belang welk wij toekennen
aan de aanwezige ornithologische waarden in dit gebied, wij
reeds om andere redenen hebben gekozen voor de hiervoor
aangegeven gefaseerde ontwikkeling van het plangebied
"Leeuwarden Zuid, fase A"Het door reclamante gestelde dat
de voorziene faseringsregeling met name is ingegeven door
de grondpositie van de gemeente en dat deze regeling de
toets aan het recht met name om die reden niet kan
doorstaan, wordt door ons dan ook niet gedeeld.
Op grond van voorgaande overwegingen adviseren wij u deze
zienswijze ongegrond te verklaren.
VI Ontbreken exploitatieopzet
In de toelichting bij het ontwerp-bestemmingsplan wordt
verzuimd een exploitatieopzet te geven waaruit blijkt dat
dit plan economisch uitvoerbaar is. Daarmee wordt in strijd
gehandeld met de toezegging zoals gedaan op pagina 42 van
het voorontwerp-bestemmingsplan.
Hierin is het navolgende aangegeven: "Voor de
uitvoerbaarheid van het plandeel Leeuwarden-Zuid, fase A
wordt momenteel een nadere grondexploitatie uitgewerkt.
Deze zal in ieder geval aan het plan worden toegevoegd ten
tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan."
Ook verdraagt het achterwege blijven van een
exploitatieopzet zich niet met artikel 9, lid 2, Bro '85,
juncto artikel 12, lid 2 aanhef en sub a Bro '85. Daaraan
kan niet afdoen dat bij de nadere uitwerking van het
plangebied een exploitatieopzet per planuitwerking zal
worden vervaardigd.
Reactie college van b&w
Het plangebied fase A maakt deel uit van het totale
plangebied Leeuwarden-ZuidIn het kader van het Masterplan
is een grondexploitatie opgesteld voor de uitvoering van
het hele plangebied Leeuwarden-Zuid. De grondexploitatie
van dit gebied kent een omvang van in totaal
350.000.000,00 en kent een bescheiden positief saldo.
Daaruit kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een
financieel haalbaar plan.
Niet ontkend kan worden dat, gezien de looptijd van het
plan van 20 jaar, er uiteraard risico's aan het plan
verbonden zijn. Zo zal de haalbaarheid van de
veronderstelde - jaarlijkse - opbrengstenstijgingen (3,25
in de woningbouw, 3% voor overige ontwikkelingen) zich nog
moeten bewijzen, ook in economisch zware tijden. Zo zijn er
een aantal onzekere factoren, zoals bijvoorbeeld het
doorlopen van procedures en de ontwikkeling van de
verwervingsprij zen
Dit betekent dat gedurende de verdere planvorming en
uitvoering de ontwikkeling van deze factoren nauwkeurig
moet worden gevolgd en partijen zich moeten blijven
48
inspannen om de risico's die deze ontwikkelingen met zich
brengen zo klein mogelijk te houden.
Niettemin kan geconcludeerd worden dat de uitvoerbaarheid
van het plangebied fase A in samenhang met de rest van het
gebied Leeuwarden-Zuid uitvoerbaar is.
Wij adviseren u deze zienswijze ongegrond te verklaren.
VII Overgangsbepaling artikel 13, lid A sub 2 is
onrechtmatig
In artikel 13, lid A, sub 2 van de voorschriften bij het
ontwerp-bestemmingsplan wordt de zogeheten Etten Leur-
constructie van toepassing verklaard op bouwwerken. Dat is
niet mogelijk. De Etten Leur-clausule mag slechts
betrekking hebben op gebruik in enge zin. Derhalve mogen
"illegale" bouwwerken niet van de werkingssfeer van het
overgangsrecht worden uitgezonderd.
Reactie college van b&w
Wij zijn van mening dat de interpretatie van deze uitspraak
genuanceerder is dan door reclamante is gesteld. Hierbij
verwij zen wij onder andere naar de noot met betrekking tot
deze uitspraak van de Raad van State en het KB van 6
februari 1992 (Maasoever) waarbij het met name ook gaat om
de duur van het illegale gebruik. Aangezien er naar onze
mening door ons college geen langdurig illegaal gebruik is
gedoogd binnen dit gebied, zijn wij van mening dat aan deze
zienswijze niet tegemoet gekomen dient te worden.
Wij adviseren u deze zienswijze ongegrond te verklaren
VIII Ontbreken inrichtings-MER; geen correcte m.e.r.-
procedure gevolgd; gebruikte (beleids-) MER is
"zinledig"
Bij het bepalen van de m. e .-r. -plicht van een
bestemmingsplan, dient steeds uitgegaan te worden van de
maximale gebruiksmogelijkheden die dat plan biedt.
Reclamante verwijst daarvoor naar de ABRS van 6 maart 2000,
JM 2002, 59 en ABRS 17 juli 2002, BR 2002 p. 970. Uit die
laatste uitspraak blijkt voorts overduidelijk dat bij het
bepalen van de maximale gebruiksmogelijkheden ook de
flexibiliteitbepalingen (zoals de uitwerkingsbepalingen dat
zijn) in acht moeten worden genomen (ABRS 14 december 2000,
JM 2001, nr. 53) Uit de voorschriften bij het ontwerp-
bestemmingsplan (met name de artikelen 3, lid D en 4lid
D) blijkt dat dit plan de bouw van meer dan 2.000 woningen
mogelijk maakt. Aangezien het gaat om een aaneengesloten
gebied en dit gebied is gelegen buiten de bebouwde kom (wat
aan de hand van de feitelijke situatie dient te worden vast
gesteld)voorziet het voorontwerp-bestemmingsplan in een
m.er-plichtige activiteit als bedoeld in onderdeel C,
onder 11.1, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Nu het
bestemmingsplan heeft te gelden als het eerste ruimtelijke
plan waarin in de bouw van de aan de orde zijnde woningen
49