Het te "be- mer-en" bestemmingsplan mag aldus reclamanten niet te globaal zijn. De m.e.r. plicht dwingt, aldus reclamante, het gemeentebestuur een meer gedetailleerd bestemmingsplan op te stellen Reactie b&w Eerder, in het kader van een soortgelijke door reclamante ingediende zienswijze tegen het voorontwerp-bestemmingsplan Leeuwarden Zuid fase A hebben wij reeds aangegeven dat wij ten aanzien van het gebied Leeuwarden-Zuid, waarvan dit bestemmingsplan deel uitmaakt, op een juiste en zeer zorgvuldige wijze tewerk zijn gegaan. Ook thans zijn wij dit nog van mening. Immers is er nadat er voor het totale gebied Leeuwarden- Zuid in het kader van het hiervoor opgestelde "Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid" in 2001 een m.e.r. is uitgevoerd, voor het gebied Leeuwarden-Zuid, fase A, een hierop aanvullend MER-onderzoek opgesteld. Dit aanvullende MER-onderzoek is vastgelegd in de "Oplegnotitie MER Leeuwarden Zuid"Hierin is aangegeven hoe het deelplan Leeuwarden-Zuid, fase A zich verhoudt tot de geformuleerde meest milieuvriendelijke alternatieven zoals die zijn beschreven in het MER Leeuwarden-Zuid. Deze aanvullende milieu-effectrapportage is uitgevoerd op grond van de in het kader van dit voorontwerp bestemmingsplan opgenomen planologische mogelijkheden en is gebaseerd op de meest actuele situatie. In deze MER- oplegnotitie zijn de planologische mogelijkheden/ uitgangspunten in het kader van het voorontwerp- bestemmingsplan vergeleken met die welke zijn opgenomen in het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid. Naast het voorontwerp-bestemmingsplan Leeuwarden-Zuid, fase A en de Oplegnotitie MER Leeuwarden-Zuid, fase A heeft vanaf 19 augustus 2002 gelijktijdig met de beide hiervoor genoemde plannen ook het MER welk is uitgevoerd in het kader van het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid bij de stukken ter inzage gelegen. Hierdoor kon een ieder over alle voor het plangebied Leeuwarden-Zuid fase A benodigde actuele milieu-informatie beschikken. Voor wat betreft het door reclamante gestelde dat een alsnog uit te voeren op het onderhavige plan toegespitste inrichtings-MER zal uitwijzen dat het zeker niet uitgesloten is dat het dan vanuit milieu-overwegingen te preferen valt om bijvoorbeeld eerst vlek III te ontwikkelen en daarna de vlekken I en II, merken wij het volgende op. De onderhavige Oplegnotitie MER Leeuwarden-Zuid fase A is in vervolg op de hiervoor genoemde MER voor het Ontwikkelingsplan Leeuwarden-Zuid ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. In de reactie d.d. 22 oktober 2 0 02 merkt de Commissie voor de m.e.r. op dat zij van oordeel is dat: "het MER 52 Leeuwarden-Zuid samen met de Oplegnotitie MER-Leeuwarden- Zuid, fase A, voldoende informatie bevat om een besluit te kunnen nemen over het bestemmingsplan Leeuwarden-Zuid, fase A" Uit dit advies van de Commissie voor de m.e.r. blijkt op geen enkele wij ze dat een uitvoering van het gebied Leeuwarden-Zuid, fase A zoals door reclamante aangegeven (bijv. ontwikkeling van fase III vóór fases I en II) vanuit milieu-overwegingen de voorkeur zou verdienen. Anders dan reclamante zijn wij dan ook van mening dat de door de gemeente gevoerde procedure, ook ten aanzien van de in dit kader benodigde m.er.-procedure zorgvuldig is geweest en niet strijdig is met het bepaalde in artikel 7.27, lid 1 Wm en op grond daarvan dan ook vastgesteld kan worden. Het door reclamante gestelde, i.e. dat het abstractieniveau van het MER Leeuwarden-Zuid vrij hoog is, er enkele faseringsalternatieven worden beschreven en in het verlengde hiervan de hierin opgesomde doelstellingen voor planuitwerking zeer algemeen van aard zijn en niet als een product van een op het onderhavige bestemmingsplan afgestemde m.e.r. procedure kunnen worden getypeerd geeft ons aanleiding te verwijzen naar de hiervoor weergegeven reactie van de Commissie voor de m.e.r. van 22 oktober 2002 Voor wat betreft de opmerking dat reclamante niet heeft kunnen participeren in de totstandkoming van het MER LZ zijn wij het volgende van mening. Daargelaten het feit dat bij de gemeente niet bekend is dat reclamante eigenaresse is van gronden binnen dit plangebied geldt ook niet de verplichting dat, voorafgaand aan de inspraak, eigenaren van gronden in de gelegenheid dienen te worden gesteld om te participeren in de totstandkoming van het MER. Daartoe is de mogelijkheid geboden bij het opstellen van de richtlijnen voor de MER Leeuwarden-Zuid. Daarnaast biedt de inspraak de mogelijkheid om te reageren op dan wel wensen kenbaar te maken ten aanzien van de voorgestane ontwikkelingen in het gebied. Voor wat betreft het gestelde met betrekking tot de aanvaarding van de Oplegnotitie Leeuwarden-Zuid, fase A merken wij het volgende op. Zowel het MER Leeuwarden-Zuid als de MER oplegnotitie Leeuwarden-Zuid, fase A zijn uitgevoerd in opdracht van de gemeente. Het "aanvaardbaarheids-besluit" geldt alleen indien het bevoegd gezag niet de initiatiefnemer is. Als dat laatste wèl het geval is, geldt de bekendmaking als impliciete aanvaarding. Het aanvaardbaarheidsbesluit geldt uitsluitend indien een dergelijke MER is opgesteld in opdracht van derden hetgeen, zoals mag blijken uit het voorgaande, hier niet het geval is 53

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 547