(eind)bestemmingsplan, hetgeen aansluit bij de wensen van
MEGA.
Reactie b&w
Deze opmerking van reclamante is deels correct
De in de reactienota opgenomen passage is een "ten
overvloede" opmerking en niet relevant.
Immers zoals hiervoor reeds aangegeven, zijn wij van mening
dat het MER voor het gebied Leeuwarden-Zuid, fase A zowel
naar de inhoud als voor wat de procedure betreft op een
correcte wijze is gevoerd. Voor onze motivering verwijzen
wij naar onze reactie hierop onder VIII.
Wij zijn van mening dat reclamante tengevolge van deze
procedure dan ook op geen enkele wijze is geschaad in haar
belangen
In onze inspraaknotitie hebben wij er evenwel op willen
wijzen dat, zelfs indien deze procedure tengevolge van
schending van een vormvoorschrift niet geheel correct zou
zijn verlopen (hetgeen naar onze mening dus niet het geval
is), artikel 6: 22 Awb de mogelijkheid biedt een dergelijk
besluit in stand te laten.
Overigens merken wij op dat het MER procedureel is
gekoppeld aan het bestemmingsplan. Daarnaast is in een
inhoudelijke koppeling voorzien door middel van de
Oplegnotitie. Deze notitie betreft een inhoudelijke
actualisering van het MER Leeuwarden-Zuid.
Voor wat betreft de opmerking inzake het ontbreken van
voldoende detaillering van het bestemmingsplan in relatie
tot de m.er.-plicht merken wij op dat de Commissie voor de
m.e.r. in deze de aangewezen instantie is om hierover te
oordelen. Deze commissie heeft in haar reactie d.d. 22
oktober 2002 opgemerkt dat zij van oordeel is dat: "het MER
Leeuwarden-Zuid samen met de Oplegnotitie MER-Leeuwarden-
Zuid, fase A voldoende informatie bevat om een besluit te
kunnen nemen over het bestemmingsplan Leeuwarden-Zuid, fase
A"
Wij zijn van mening dat hiermede in voldoende mate
duidelijk is dat het t.b.v. het gebied Leeuwarden-Zuid,
fase A verrichte MER beantwoordt aan de vereisten zoals
deze zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer.
Voor zover deze reactie aangemerkt dient te worden als een
zienswijze adviseren wij u deze ongegrond te verklaren.
c. Niet voldaan aan m.e.r. -plicht
Onder "Ad b." op pagina 26 van de inspraaknotitie wordt
gesteld dat het gemeentebestuur van mening is dat is
voldaan aan het gestelde in onderdeel C van het Besluit
m.e.r. MEGA wijst erop dat de mer.-regeling in hoofdzaak
is neergelegd in hoofdstuk 7 van de Wm. Aan het daarin
bepaalde is -als hiervoor gezegd -in het geheel niet
voldaan
56
Reactie b&w
Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn wij van mening dat
voor wat betreft de verplichting inzake het voor het
plangebied Leeuwarden-Zuid, fase A uitgevoerde MER dit
zowel naar de inhoud (Oplegnotitie MER-Leeuwarden-Zuid in
samenhang met en in aanvulling op het MER Leeuwarden-Zuid)
alsook qua procedure op een correcte wijze is gevoerd.
Voor onze motivering verwij zen wij naar onze reactie naar
aanleiding van eerdere soortgelijke zienswijzen van
reclamante zoals weergegeven onder VIII.
Voor zover deze reactie aangemerkt dient te worden als een
zienswijze adviseren wij u deze ongegrond te verklaren.
d. MER LZ is "zinledig"
In reactie op het gestelde onder "Ad c" op pagina 2 6 van de
inspraaknotitie merkt reclamante allereerst op dat (ook) in
de casus waarop ABRS 27 februari 2002, Gst. 2002,7162, m.
7, betrekking heeft door verweerders wel degelijk
(tevergeefs) een beroep is gedaan op een bestaand MER
waarin de Leidsche Rijn-woningbouwlocatie in beschouwing is
genomen (te weten het ten behoeve van het regionaal
structuurplan "Een rsp voor de tien" opgestelde MER)
Reclamante verwijst naar M.A.A. Soppe en H.J. de Vries,
Belangrijke ontwikkelingen rond het bestemmingsplan: m.e.r.
en planmethodiek, BR 2002, p. 918.
Het MER LZ en, de oplegnotitie bevatten - anders dan in de
inspraaknotitie wordt beweerd - niet de "actuele informatie
"inzake de effecten van de planologische mogelijkheden
binnen voornoemd gebied". Zo zijn er geen (inrchtings-
alternatieven beschreven die specifiek betrekking hebben
op de in het voorliggende plangebied voorziene woningbouw,
hetgeen strijdig is met artikel 7.10 Wm (aangezien het
voorliggende bestemmingsplan as such mer-plichtig is).
Reactie b&w
De Commissie voor de milieu-effectrapportage is in deze de
aangewezen instantie om een oordeel te vellen. Volgens de
Commissie bevat het Milieu-effectrapport voldoende
informatie om een besluit te kunnen nemen over het
bestemmingsplan. Wij merken het volgende op. Het tijdstip
voor de mogelijke ontwikkeling van het binnen dit plandeel
gelegen zuidoostelijk deel wijkt af van het tijdstip welke
hiervoor is opgenomen in het MER Leeuwarden-ZuidAangezien
dit in het ontwerp-bestemmingsplan fase A onvoldoende
duidelijk is verwoord, stellen wij u voor de toelichting
hierop aan te passen. Wij adviseren u deze zienswijze deels
gegrond te verklaren.
e. Term beleids-MER is gangbare term
De termen locatie-MER, imichtings-MER en beleids-MER zijn
geen van allen te herleiden tot de redactie van enige
57