Blad 10 Men zou kunnen veronderstellen dat die vallen binnen de bij de taxatie geldende overheidsmarge, aldus prof. Lubach. Wij merken nog het volgende op. Wat betreft de planschadeclaims in verband met het bestemmingsplan "Hempens-Teerns" heeft u het advies van prof. Lubach onderschreven (de betreffende claims zijn afgewezen)Dit geldt niet ten aanzien van de verzoeken om planschadevergoeding van 9 adressen aan de Goutumerdyk en de Brédyk te Goutum in verband met het bestemmingsplan "Goutum-Noord"Uw Raad heeft in de raadsvergadering van 11 februari 2002 n.l. besloten om de conclusies van de second opinion niet over te nemen. Dit onder meer omdat dit zou leiden tot rechtsongelijkheid in verhouding tot eerder gehonoreerde claims van bewoners aan de Tolve en Oer de Feart in verband met hetzelfde bestemmingsplan. De nu aan de orde zijnde claims zijn evenwel in hoge mate vergelijkbaar met bedoelde claims vanuit de wijk Aldlan in verband met het bestemmingsplan "Hempens-Teerns"zodat wij het verantwoord achten de second opinion van profLubach opnieuw aan u voor te leggen. Hierna volgt een belangrijk deel van het (oorspronkelijke) advies van prof. Lubach. Het voorliggende advies, aldus prof. Lubach, betreft in hoofdzaak de vraag of en in hoeverre het element van het "normaal maatschappelijk risico" een rol speelt dan wel zou moeten spelen in de beoordeling van planschadeclaims op grond van art. 49 WRO. De aanleiding tot het advies is de behoefte van het gemeentebestuur van Leeuwarden aan een second opinion omtrent de beoordeling van een aantal planschadeclaims in o.a. de wijk Aldlan naar aanleiding van de realisering van nieuwe bebouwingwaardoor met name schade door vermindering e.g. verslechtering van uitzicht zou zijn geleden. Op blz. 2 van zijn advies wijst prof. Lubach er op, dat het element van het algemeen maatschappelijk risico in het laatste decennium een betrekkelijk geringe rol heeft gespeeld, hetgeen wellicht is te verklaren uit de omstan digheid dat in de jurisprudentie van de Kroon dit aspect op een ongelukkige manier werd verdisconteerdIn sommige gevallen werd er een algemene aftrek voor een te accepteren maatschappelijk risico toegepast. (Opmerking college: Dit betekende bijv. dat men een beperkt deel van de schade (bijv. 20%) voor rekening van belanghebbenden liet komen omdat zulks tot het normaal maatschappelijk risico werd gerekend)Verwerping van een dergelijke handelwijze behoeft volgens prof. Lubach nog niet het verwerpen van dit criterium als zodanig in te houden. Blad 11 Over het verlies van een (fraai) uitzicht wordt in de literatuur1 opgemerkt (blz. 3 van het advies van prof. Lubach) dat voor de planschadejurisprudentie lange tijd als hoofdregel gold, dat een dergelijk verlies in het algemeen niet een voor schadevergoeding in aanmerking komende omstandigheid kon zijn. In de betreffende jurisprudentie wordt dus vanuit de constatering dat er geen recht bestaat op blijvend vrij uitzicht geconcludeerd tot de hoofdregel "geen recht op schadevergoedingDat er aan een bepaald planologisch regiem geen blijvende rechten kunnen worden ontleend, spreekt voor zich en wordt ook in de huidige jurisprudentie als uitgangspunt genomen. In de betreffende Kroonjurisprudentie wordt weliswaar het niet vergoeden van schade als hoofdregel genomen, maar de mogelijkheid van schadevergoeding niet uitgesloten. Dat neemt niet weg dat in de praktijk van de behandeling van schadeclaims daarmee de mogelijkheid van honorering wegens gederfd uitzicht langere tijd sterk is beperkt, zo niet gereduceerd tot vrijwel nihil. Op zichzelf is het, mede gelet op de bedoeling van de wet, begrijpelijk dat de Afdeling geschillen van bestuur en later de Afdeling bestuursrechtspraak tegen een ongenuan ceerde praktijk, waarbij derving van vrij uitzicht vrijwel automatisch geacht werd tot het normaal maatschappelijk risico te horen en daarmee tot afwij zing van schadeclaims stelling nam. In een recente uitspraak2 overwoog de Afdeling bestuursrechtspraak in lijn met eerdere uitspraken, dat de opvatting dat niemand blijvend rechten kan ontlenen aan een vrij uitzicht, niet rechtvaardigt dat het vervallen van een vrij uitzicht zonder meer binnen het normaal maatschappelijk risico valt en derhalve niet voor vergoeding op de voet van artikel 49 WRO in aanmerking komt. Op zichzelf is daarop niets op af te dingen, maar dient te worden bedacht dat een standpunt waarin een planologische verslechtering inhoudende een verlies van vrij uitzicht (vrijwelnooit tot schadevergoeding zou kunnen leiden in het systeem van de wet even onjuist is als het standpunt dat verlies van vrij uitzicht een zodanige planologische verslechtering inhoudt dat deze vrijwel altijd tot schadevergoeding moet leiden. Nog afgezien van de kwestie van risicoaanvaarding zal een verlies van uitzicht als schadeoorzaak genuanceerd moeten worden 1 Ruimtelijk bestuursrecht (losbl.), commentaar op de jurisprudentie bij artikel 4 9 WRO, aant. 3, Kluwer - Deventer 2 Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 16 januari 1999 (Breukelen)AB 1999, 209.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 187