Blad 12 bekeken.3 Deze nuanceringen lijken nu, wellicht als reactie op de ongenuanceerdheid van de eerdere jurisprudentie, in de recente uitspraken verloren te gaan. Zo wordt een uitspraak, waarbij vervanging van een agrarische bestemming door een woonbestemming leidde tot het toekennen van plan schadevergoeding in verband met het verlies van uitzicht op de weilanden4over een kam geschoren met een geval waarin sprake was van de voormalige bestemming agrarisch gebied van hoge landschappelijke waarde5" M.i. zou het duidelijk verschil moeten maken of er in een bepaald geval al dan niet sprake is van een agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarde. De kwaliteit van het oorspronke lijke uitzicht zou bij de beoordeling van planschade- verzoeken daarom een belangrijke rol moeten spelen. I In zijn m noot 3 genoemde publicatie verdedigt Van Zeben dat het verlies van vrij uitzicht tot schadevergoeding moet leiden, tenzij deze redelijkerwijs voorzienbaar was. Bij uitwerking van de eveneens door hem bepleite genuanceerde zienswij ze gaat het er dus om wanneer van een dergelijke voorzienbaarheid sprake is. Een belangrijke eis die de Kroon6 verbond aan het recht op planschadevergoeding is dat het leggen van de schadeveroor- zakende bestemming gelet op de structuur van de omgeving niet in de lijn der verwachtingen lag". A contrario gold dan dat wanneer gelet op de structuur van de omgeving de bestemmingswijziging wel in de lijn der verwachtingen lag, er van een recht op schadevergoeding geen sprake zou zijn. Prof. Lubach acht een aansluiting aan het begrip structuur van het gebied" voor de bepaling van de voorzienbaarheid van de bebouwing van een gebied aantrekkelijk en gelet op de hierboven besproken geschiedenis en de daaruit blijkende ratio van artikel 49 WRO op zijn plaats. Dit is duidelijk te maken met twee voorbeelden aan de werkelijkheid ontleend. a. Op een overgeschoten stuk land met de bestemming agrarisch gebied op grond van een 25 jaar oud bestem mingsplan aan de rand van een middelgrote stad, inge sloten door een drukke provinciale weg, een kanaal en een bedrijventerrein wordt een kleine woonwijk gebouwd. De schadeclaim gebaseerd op een verlies aan vrij uit zicht zou, gelet op de structuur van het gebied, dat 3 In die zin ook C.J. van Zeben, van Plan naar Schade, Bouwrecht 1999 blz 563. 4 Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 17 juli 1995 (Ooststellingwerf), BR 1996, p. 345. 5 Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 28 augustus 1995 (Meerssen)BR 1996, p. 587. 6 Bijv. KB 25 augustus 1972 BR 1972 blz 661 Blad 13 zich duidelijk leent voor bebouwing en de daaruit voortvloeiende voorzienbaarheid zeer kritisch moeten worden bekeken. In dit geval zou een redelijk handelende koper van een huis zich moeten realiseren dat het uitzicht tenminste onder druk staat. De extra waarde, die het huis ontleent aan het (nog) bestaande uitzichtzal dan gering, zoniet nihil zijn. Verlies van uitzicht zal dan ook nauwelijks leiden tot een waardevermindering en af wij zing dan wel toekenning van slechts een geringe schadevergoeding ligt dan in de rede b. In een ander geval ligt de woning waar het om gaat aan de rand van een in eigendom van een Provinciaal Landschap" zijnd gebied met een hoge landschappelijke waarde. Het zal duidelijk zijn dat een verlies aan uitzicht door de hier veeleer niet te voorziene bebouwing tot een veel hoger waardeverlies leidt en een hogere schadevergoeding in de rede ligt dan in het onder abesproken geval Vorenstaande redenering heeft het voordeeldat hij recht doet aan de verschillen in concreto en m.i. ook beter recht doet aan de bedoeling van de wetgever. Verlies van vrij uitzicht wordt niet per definitie als relevante schade- oorzaak afgewezen, maar leidt alleen tot een schadever goeding in gevallen waarin met dat verlies redelijkerwijze geen rekening behoefde te worden gehouden. Verlies van privacy Behalve verlies van uitzicht kan het realiseren van een bouwbestemming ook leiden tot het verlies van privacy. In de literatuur wordt aangenomen dat zo'n situatie zich zal voordoen indien vanuit een woning, balkon of tuin van een krachtens een nieuw bestemmingsplan een rechtstreeks en onbelemmerd uitzicht bestaat in de woning of de tuin (met buitenverblijfsruimte) van de belanghebbende. Uit de jurisprudentie blijkt dat hierbij gedacht moet worden aan afstanden van niet meer dan enkele tientallen meters" Alleen als kan worden gesproken van een zeer ingrijpende invloed van een werk of bouwwerk op een naburig perceel kan een beslissing op een verzoek om planschadevergoeding wel eens positief uitvallen"zo luidt de conclusie na bespreking van de jurisprudentie over planschadevergoeding ingeval van verlies van privacy in de losbladige uitgave Ruimtelijk Bestuursrecht7 7 WRO 49-229

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 188