Considerans Delegatie raad aan het college De bevoegdheidsverdeling tussen het college en de raad wijkt in de verordening op sommige on derdelen af van de in de wetgeving neergelegde verdeling. Dit is gedaan om een betere aansluiting te bereiken op de gangbare gemeentelijke bestuurspraktijk. Impliciet betekent dit dat bij vaststelling van de verordening de raad een aantal zaken delegeert aan het college. De basis voor deze delegatie is neergelegd in artikel 156 van de Gemeentewet. Met de vaststelling van de verordening bepaalt de raad dus wat hij aan bevoegdheden aan zich wil houden en op welke onderdelen de uitoefening van bevoegdheden wordt gedelegeerd aan het college. Het is dus niet noodzakelijk dat de raad hierover, naast de vaststelling van de verordening, nog een afzonderlijk delegatiebesluit neemt. Indien de modelverordening in zijn geheel wordt overgenomen, dan betekent dit dat de raad de vol gende in de wet aan hem toebedeelde bevoegdheden/taken delegeert aan het college: de beslissing om aanvragen die niet op tijd of uiteindelijk incompleet zijn ingediend, buiten behandeling te laten (zie artikel 7, derde lid); het plegen van overleg met het onderwijsveld voorafgaande aan de vaststelling van een pro gramma (zie artikel 10, lid 1 t/m 4); het, al dan niet uit eigen beweging, indienen van een verzoek om advies aan de Onderwijsraad over het vast te stellen programma (zie artikel 10, lid 5 t/m 10) de beslissing omtrent het tijdstip waarop de bekostiging van een door de raad toegekende huis vestingsvoorziening een aanvang kan nemen (zie artikel 16); de toetsing of op het hiervoor genoemde tijdstip is voldaan aan de bij of krachtens de wet ge stelde voorschriften en of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert niet ingrij pend zijn gewijzigd ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma (zie artikel 15 en 16); de jaarlijkse prijsbijstelling van de op normatieve wijze bepaalde vergoedingen voor toegeken de huisvestingsvoorzieningen (zie artikel 42). Overleg voorafgaande aan vaststelling (wijziging) verordening. Het wettelijk voorgeschreven "op overeenstemming gericht" overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen dat voorafgaat aan de vaststelling van de verordening, is van groot belang met het oog op het streven om een zo breed mogelijk draagvlak voor de verordening te bereiken binnen de onderwijssector. Om dit belang te benadrukken is dit overleg in de considerans aangehaald. Het op overeenstemming gericht overleg dient te worden gevoerd aan de hand van een door de gemeente raad vastgestelde procedure. Met de modelverordening "procedure overleg huisvesting onderwijs" kan hierin worden voorzien. Artikel 1 Begripsbepalingen Een belangrijk in de wet verankerd uitgangspunt bij de uitvoering van de aan de gemeente overge dragen huisvestingstaak is dat het openbaar en bijzonder onderwijs op gelijke voet worden behan deld. Dit uitgangspunt komt ook tot uiting in de verordening. Het gemeentebestuur past bij de uit eindelijke beslissingen over de huisvesting voor alle schoolbesturen dezelfde nonnen, criteria etc. toe. Ook in procedurele zin is sprake van een volstrekt gelijke behandeling. Als concreet voorbeeld kan genoemd worden dat de indieningsdatum voor aanvragen en de voorwaarden waaraan deze moeten voldoen voor alle schoolbesturen dezelfde zijn. Om de gelijke behandeling over de volle breedte te waarborgen is ervoor gekozen om onder de be gripsomschrijving van 'bevoegd gezag' en 'aanvrager' alle schoolbesturen te vatten die een volgens de wet bekostigde onderwijsvoorziening instandhouden die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is op het grondgebied van de gemeente (hoofdvestiging, nevenvestiging, dislocatie). Er is dus geen on derscheid gemaakt tussen openbaar (in welke bestuursvorm dan ook) en bijzonder onderwijs. In het geval dat het college bestuur is van een openbare school waarvoor een huisvestingsvoorzie ning wordt gewenst, betekent dit dat het college dus gehouden is aan dezelfde procedures en termij nen als een bestuur van een bijzondere school, een bestuurscommissie ex artikel 82 van de Ge meentewet waaraan de schoolbestuurlijke zorg voor de huisvesting is overgedragen of een openbaar lichaam dat krachtens een gemeenschappelijke regeling een openbare school in stand houdt. Dit kan tot de op het eerste gezicht wellicht wat wonderlijke situatie leiden dat het college voor de in de verordening opgenomen indieningsdatum "bij zichzelf' een aanvraag indient. In de gemeente lijke bestuurspraktijk is dit geen novum. Zo komt het bijvoorbeeld geregeld voor dat het college bij zichzelf een verzoek om een bouwvergunning voor een gemeentelijke project indient. Dit alles vergt wel dat het college hiermee zorgvuldig omgaat, in die zin dat men altijd aan anderen (de raad, besturen van niet door de gemeente in stand gehouden scholen) moet kunnen aantonen dat men de "eigen" aanvragen ook daadwerkelijk in alle opzichten gelijk behandelt ten opzichte van de andere aanvragen. Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting De omschreven voorzieningen geven niet alleen aan wat kan worden aangevraagd, maar ook wat er door de gemeente (anderszins) kan worden toegewezen. Voorzieningen die worden gewenst, maar die niet onder de omschrijving van dit artikel kunnen worden gebracht, vallen buiten het bereik van deze verordening. Louter op deze grond kan de gemeente een dergelijke voorziening weigeren. Dit sluit ook aan op de in de wet opgenomen weigeringsgrond dat een voorziening wordt geweigerd indien het geen voorziening in de huisvesting is in de zin van de wet (zie bijvoorbeeld artikel 100, eerste lid, onder a WPO). Voorbeeld: het buitenschilderwerk van een basisschool wordt volgens de opsomming van de onder- houdsactiviteiten (zie bijlage I, overzicht 'Onderhoud PO') niet gerekend tot de huisvestingsvoor ziening onderhoud als bedoeld in artikel 2, onder c. Reden hiervoor is dat in deze bijlage buiten schilderwerk niet als voorziening in de huisvesting is opgenomen. (Een vergoeding voor het buiten schilderwerk vormt overigens een onderdeel van de vergoeding voor de materiële instandhouding, welke een schoolbestuur rechtstreeks van het rijk ontvangt.) De benoemde activiteiten die wel als zodanig zijn aangemerkt, hebben daarmee een limitatief ka rakter. Uiteraard heeft iedere gemeente de vrijheid tot verruiming van de opgesomde activiteiten over te gaan, maar dus niet tot inperking. In artikel 2 zijn de in de wet globaal aangeduide voorzieningen in de huisvesting (zie bijvoorbeeld artikel 92 WPO) nader gespecificeerd. Op dit punt onderscheidt het zich van de in artikel 1 ver klaarde begrippen. Ad a 1 Het begrip nieuwbouw omvat tevens het begrip vervangende nieuwbouw. 2° Ingevolge het bepaalde in bijlage I gaat het bij uitbreiding in het primair onderwijs om een noodzakelijke uitbreiding voor de huisvesting van minimaal één groep. 3° Ingebruikneming komt als term voor een voorziening in de huisvesting in de wet niet voor, maar wordt daar aangeduid met 'bestaand gebouw of een gedeelte daarvan'. Het kan daarbij gaan om zowel een onderwijsgebouw dat geheel leegstaat als een niet- onderwijsgebouw. Bij ingebruikneming worden de gebouwen bestemd voor onderwijsdoeleinden. Bij gedeeltelijke leegstand in een schoolgebouw waarvan een andere school gebruikt maakt is er sprake van me degebruik. Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening Artikelsgewijze toelichting aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 2- Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003Artikelsgewijze toelichting verordening aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 3 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 201