4° Verplaatsing is beperkt tot noodlokalen vanwege de aard van een gebouw (men kan zich in de praktijk weinig voorstellen bij een verplaatsing van een permanent gebouw, dan is er sprake van vervangende nieuwbouw). 5° Toekenning van terrein voor de realisering van de bouw of uitbreiding van een onderwijsge bouw is geen automatisme zoals voor de decentralisatie in het primair onderwijs het geval was. Een toekenning van terrein vindt nu alleen nog maar plaats wanneer de grond nodig is voor de feitelijke realisering van de huisvestingsvoorziening. 6°/7° Het onderscheid tussen onderwijsleerpakket en meubilair is gemaakt om bij een uitbreiding op basis van de toepassing van het 'schoolgewicht' in het basisonderwijs alleen de voorziening OLP te hoeven toekennen. De handelwijze om bij fusies uit te gaan van de inbreng van het bestaande meubilair en onderwijsleerpakket in de gefuseerde school betekent een ver scherping ten opzichte van het huidige toekenningsbeleid, maar is in het kader van het bereiken van efficiency en het leveren van maatwerk op lokaal niveau te rechtvaardigen. 8° Medegebruik beperkt zich in principe tot gebouwen die reeds in gebruik zijn bij primair onder wijs. Onder medegebruik valt tevens het gebruik van een gymnastiekaccommodatie die niet in eigendom is van een school (bijvoorbeeld medegebruik in een gemeentelijke accommodatie). In bijlage I van de verordening zijn ter verduidelijking de overzichten, die ook onderdeel vormen van de toelichting op de wet, overgenomen. In deze overzichten is aangegeven welke onderhouds- activiteiten voor het primair onderwijs (overzicht I-1in beginsel voor rekening van de gemeente kunnen worden gebracht. Daarnaast is in bijlage I verder inhoud gegeven aan de voor de invoering van de decentralisatie in het primair onderwijs gehanteerde begrippen 'partiële en algehele aanpas sing'. Hiermee is in bijlage I de concrete inhoud van de begrippen aanpassing en onderhoud aange geven. Voor het begrip constructiefouten is een 'definitie' geformuleerd, gebaseerd op de in het verleden hierover gevormde jurisprudentie. Als een constructiefout een directe belemmering vormt voor de voortgang, kan het herstel van de fout op grond van de spoedprocedure (artikel 19 e.v.) worden aangevraagd. Kan het herstel van de fout wel uitstel dulden dan is de mogelijkheid tot het aanvra gen van plaatsing van een voorziening op het programma de meeste geëigende procedure. In dat laatste geval zijn de gewone urgentiecriteria alsmede de financiële weigeringsgrond van toepassing. De bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet zijn in de verordening niet nader uitge werkt, aangezien dergelijke omstandigheden zich niet uitputtend laten beschrijven. Wel is in de wet bepaald dat de gemeente een huisvestingsvoorziening kan weigeren indien de voorziening nodig is voor herstel van schade die is veroorzaakt door schuld of toedoen van het bevoegd gezag (zie bij voorbeeld artikel 100, tweede lid WPO). De aanduiding in de wet dat herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw geldt als een huisvestingsvoorziening betekent dat de beoordeling van deze voorziening dient te verlopen via de reguliere procedure van het programma of via de spoedprocedure. De reguliere procedure is echter niet altijd geschikt voor de afhandeling van dergelijke aanvragen. Het herstel van schade is meestal spoedeisend. Daarbij komt dat zeker voor de kleine schadegevallen (bijvoorbeeld glasscha de) de regulier procedure te zwaar en te omslachtig is. Dit pleit ervoor om in ieder geval de kleinere schaden door het college te laten afwikkelen in het kader van de spoedprocedure. Er wordt nog bezien of voor de afwikkeling van dergelijke schaden een lichtere procedure kan worden getroffen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de praktijk zoals die zich heeft ontwikkeld in het voortgezet onderwijs in relatie tot het collectief verzekeringscon tract. Deze praktijk houdt in dat bepaalde schaden (met name glasschade) rechtstreeks door de schoolbesturen kunnen worden afgewikkeld met een door de verzekeraars ingesteld bureau dat be last is met de afwikkeling. Het collectief contract, deze werkwijze incluis, wordt voor het jaar 1997 voortgezet. Op weg naar 1998 zal door alle betrokkenen worden bezien in hoeverre deze handelwij ze ook na 1997 kan worden voortgezet en wellicht worden verbreed naar het primair onderwijs. Indien dit haalbaar mocht zijn dan kan een groot deel van de schadegevallen buiten de verordening om worden afgehandeld. Alleen voor de grotere schadegevallen zal dan de verordening in stelling moeten worden gebracht. Evenals voor de invoering van de decentralisatie het geval was, kan aan een schoolbestuur in het voortgezet onderwijs onder bepaalde voorwaarden een vergoeding worden toegekend voor het hu ren van een sportterrein voor buitensportactiviteiten gedurende een periode van maximaal acht we ken. De wet biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om, naast de toewijzing en vergoeding van de huis vestingsvoorziening zelf, aan een bevoegd gezag dat daarom verzoekt een vergoeding toe te kennen voor de kosten gemoeid met de voorbereiding (van de aanvraag) van de huisvestingsvoorziening. Het betreft een facultatieve bepaling. Een gemeente is, met andere woorden, niet verplicht daad werkelijk deze mogelijkheid te bieden. Uit oogpunt van 'kenbaar bestuur', waaronder het vooraf geven van duidelijkheid over het ge meentelijk optreden, is ervoor gekozen om in de verordening een bepaling op te nemen waarmee de lokale overheid aangeeft of, en zo ja ten aanzien van welke soort van huisvestingsvoorzieningen, de gemeente de mogelijkheid van een bouwvoorbereidingskrediet opent. In artikel 3 wordt hiervoor de basis gelegd, waarbij het voor de hand ligt dat een gemeente de mo gelijkheid beperkt tot die huisvestingsvoorzieningen die naar aard en (financiële) omvang belang rijk zijn. Hierbij kan vooral worden gedacht aan voorzieningen zoals (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding. Deze voorzieningen vergen doorgaans de meeste voorbereidingstijd en kosten in het kader van de bouwplanontwikkeling. In hoofdstuk 4 van de verordening wordt de aanvraag en besluitvormingsprocedure voor de bouw voorbereiding nader geregeld. Hierbij is uitgegaan van een - ook in tijd bezien - gelijkschakeling met de aanvraagprocedure voor opneming van een huisvestingsvoorziening in het programma. Formeel is het evenwel een gescheiden traject, omdat de vergoeding voor de kosten van bouwvoor bereiding in de zin der wet géén voorziening in de huisvesting is en derhalve ook geen onderdeel van het huisvestingsprogramma kan zijn. Dit artikel vormt de 'kapstok' op basis waarvan de vergoeding wordt vastgesteld voor de door de gemeente voor vergoeding in aanmerking gebrachte huisvestingsvoorzieningen in het kader van de programma vaststelling, de spoedprocedure, de bouwvoorbereiding of het overgangsrecht. Ten aanzien van de in de artikelen 2 en 3 onderscheiden voorzieningen wordt hier de grondslag van de vergoeding gelegd. Hierbij zijn twee benaderingen denkbaar: een normatieve en een feitelijke bepaling van de kosten die vergoed worden. Ook hier is uit oogpunt van 'kenbaar bestuur' ervoor gekozen om voorafgaande aan de indiening van en besluitvorming over aanvragen, duidelijk per voorziening aan te geven welke benadering ten aanzien van de vergoeding geldt. Bij de vaststelling van de verordening dient per voorziening de afweging te worden gemaakt welke benadering van toepassing is. Deze afweging dient niet alleen te worden gemaakt ten aanzien van de voorzieningen in de huisvesting, maar voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding. Dit vloeit ook voort uit het eerste lid van artikel 4 en uit artikel 25, derde lid onder h van de modelverordening. Bij Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening Ad b en c Add Ad e aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 4 Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening Ad f Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 5 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 202