de te maken afweging ligt het voor de hand om in ieder geval voor niet of nauwelijks vooraf te
normeren kosten van een bepaalde voorziening te kiezen voor een vergoedingswijze die gebaseerd
is op een individuele beoordeling van de feitelijke kosten (de zgn. offertelijn).
Uitgaande van de voorzieningen waarvoor in bijlage IV, deel A, van de modelverordening gezien
de aard van de voorziening geen nonnvergoeding is bepaald, is de offertelijn in ieder geval goed
denkbaar bij de volgende voorzieningen:
verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen;
onderhoud (m.i.v. 2003 voor programma 2004 e.v.)
herstel van constructiefouten;
herstel en vervanging in verband met schade;
aanpassingen aan gebouwen;
gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw;
aankoop van terreinen ten behoeve van de realisering van een huisvestingsvoorziening;
huur van bestaande andere, niet-onderwijsgebouwen;
kosten van bouwvoorbereiding;
medegebruik of nieuwbouw van een bad voor watergewenning of bewegingstherapie in het
(v)so. I
Uiteraard kan op basis van de afweging op lokaal niveau een andere keuze worden gemaakt, die
veranderd dient te worden in artikel 4 opdat de potentiële aanvragers vooraf op de hoogte zijn van
welke lijn van toepassing is op een voorziening (de genormeerde of feitelijke kostenlijn).
Het onderbrengen van een van de hiervoor genoemde voorzieningen in een genormeerde benade
ring brengt met zich dat daarvoor door de gemeente in bijlage IV, deel A een genormeerde vergoe
ding wordt vastgesteld. Anders dan bij de genormeerde vergoeding het geval is, begint de offertelijn
met een door de aanvrager bij de aanvraag van de gewenste huisvestigingsvoorziening over te leg
gen raming van kosten. De gemeente toetst deze raming en stelt deze zo nodig bij. Het bedrag van
de al dan niet bijgestelde raming is vervolgens een gegeven in het kader van de vaststelling van het
huisvestingsbudget en het programma. Bij een eventuele uitvoering van de voorziening, die voort
komt uit een plaatsing op het programma, kan de raming op basis van over te leggen offertes wor
den omgezet in een definitieve vaststelling van de vergoeding die de gemeente ter beschikking stelt
van de aanvrager.
Artikel 5 Informatieverstrekking
Dit artikel is de concrete uitwerking van de informatiebepaling uit de wet. Deze bepaalt dat eei.
bevoegd gezag aan de gemeente alle inlichtingen dient te verschaffen die de gemeente noodzakelijk
acht voor een adequate uitvoering van de bevoegdheden terzake van de onderwijshuisvesting (zie
bijvoorbeeld artikel 112 WPO).
Ook hier is omwille van de duidelijkheid voor zowel de schoolbesturen als de gemeente gekozen
voor een zo concreet mogelijke invulling van de inhoud van de informatie-verstrekking in de veror
dening. Artikel 5 omvat het informatieverkeer zoals dat zich voltrekt tussen schoolbestuur en lokale
overheid, ongeacht of er sprake is van een verzoek om vergoeding van een huisvestingsvoorziening.
De gemeente moet immers over een adequaat en daarmee up to date bestand beschikken van gege
vens die relevant zijn voor de onderwijshuisvesting. Dit bestand vormt vaak het vertrekpunt bij de
beoordeling van de huisvestingswensen.
De leden 1 t/m 4 hebben betrekking op informatie die het schoolbestuur uit eigen beweging dient te
verstrekken aan het college. Het vijfde lid ziet op een informatieverplichting van een schoolbestuur
op een expliciet verzoek daartoe van het college.
Het informatieverkeer dient gekenmerkt te worden door een zekere terughoudendheid bij de lokale
overheid, in die zin dat de te verstrekken informatie ook een aantoonbare functie vervult in het licht
van de gemeentelijke zorg voor de huisvesting. Verstrekking van informatie waarbij een dergelijke
functie niet kan worden aangetoond, dient achterwege te blijven.
Zoals in het informatie-artikel is beschreven, valt de gegevensuitwisseling te onderscheiden in ba-
sis- en periodieke gegevens. Basisgegevens betreffen 'basale' gegevens over het bevoegd gezag,
over de school en over de huisvestingssituatie van de school. De basisgegevens, die per 1 januari
1997 worden aangetroffen en verzameld, zullen bijvoorbeeld samen de input vormen van de 'nul
meting' (zie ook bijlage III, deel A). De nulmeting is de basis op grond waarvan de bestaande huis
vestingssituatie in termen van aanwezige capaciteit wordt vastgelegd.
De basisgegevens zullen in de regel niet frequent wijzigen. Bij wijziging dienen de veranderde ge
gevens, door het bevoegd gezag wel gemeld te worden bij het college teneinde het gegevensbestand
up to date te houden.
Daarnaast worden de periodieke gegevens onderscheiden. De belangrijkste hiervan is de jaarlijkse
leerlingtelling, gezien de directe relatie tussen het aantal leerlingen en de benodigde huisvestingsca
paciteit. Omdat deze telgegevens dermate belangrijk zijn voor de uitvoering van de huisvestingsta
ken, is de verstrekking daarvan expliciet opgenomen in de verordening. Met de jaarlijkse opgave
van het aantal leerlingen worden de 'telformulieren' bedoeld die de schoolbesturen op basis van het
Bekostigingsbesluit WPO dienen te verstrekken aan de minister van OCenW.
Artikel 6 Indiening aanvraag
(Indicnings)termijnen
In de algemene toelichting op de verordening in paragraaf 2.2.6.3 is de procedure (koppeling aan
gemeentelijke begrotingscyclus en het daaraan ontleende tijdpad) uitgebreid beschreven.
De in de verordening vermelde data zijn zodanig gekozen, dat er voor de gemeente voldoende
voorbereidingstijd is om te komen tot een zorgvuldige vaststelling van het programma. Dit behoeft
allerminst uit te sluiten dat naar gelang de lokale situatie (zoals de omvang van de gebouwenvoor-
raad en de hiermee samenhangende omvang van het te verwachten aantal aanvragen, de mogelijke
aanwezigheid van een meerjarige planning en hieraan gekoppelde afspraken over de huisvesting en
de inrichting van de eigen organisatie) de voorbereidingstijd wordt bekort en dus van een later tijd
stip van indiening wordt uitgegaan (1 maart of 1 april). Een verlenging van deze periode door het
vervroegen van de indieningsdatum ligt minder voor de hand. Het tijdstip tussen indiening van de
aanvraag en de beslissing daarop wordt dan aan de lange kant. Daarmee zou een belangrijk winst
punt ten opzichte van de procedures OVH- en IS-procedures) die golden vóór invoering van de de
centralisatie, aan kracht inboeten.
Dit winstpunt heeft betrekking op het feit dat de procedures voor de voor blijvend gebruik bestemde
voorzieningen met ongeveer een jaar bekort worden.
In de modelverordening is een sanctie verbonden aan een te late indiening van de aanvraag. Deze
aanvraag wordt door het college niet in behandeling genomen. Het buiten behandeling laten van de
aanvraag betekent dat de aanvraag niet door het college verder wordt betrokken bij van de voorbe
reiding van het programma en het overzicht en dus ook niet bij het uiteindelijke voorstel daarover
aan de raad.
Geen indiening aanvragen overzicht in het kader van meerjarig huisvestingsbeleid (het zgn.
'consensusmodel')
In artikel 6 is de mogelijkheid van indiening van aanvragen beperkt tot die voor het programma. De
reden hiervan is dat de wetgeving slechts van deze mogelijkheid uitgaat. De wetgever heeft niet
voorzien in een mogelijkheid van indiening van een aanvraag voor het overzicht. Dit hangt samen
met de functie die de wetgever aan het overzicht toekent (zie bijvoorbeeld artikel 96 WPO).
Bij de parlementaire behandeling is daarover het volgende opgemerkt: 'Het overzicht bevat
slechts een verzameling van afgewezen aanvragen van niet door de gemeente in stand gehouden
scholen en gewenste huisvestingsvoorzieningen van door de gemeente in stand gehouden scholen
die niet in het eerste jaar kunnen worden gerealiseerd. De plaatsing op het overzicht kan bijvoor
beeld het gevolg zijn van het feit dat het voor nieuwe voorzieningen vastgestelde budget niet toerei
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 6-
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 7 -