kend is dan wel dat de aangevraagde voorziening geen huisvestingsvoorziening in de zin van de wet
en/of gemeentelijke verordening is. De enige reden dat bedoeld overzicht dient te worden gepubli
ceerd, is informatieverstrekking van scholen om te kunnen inschatten of een aanvraag in een vol
gend jaar een kans van slagen heeft. Het is derhalve niet bedoeld als huisvestingsplan (TK 1995
1996, 24 455, nr.7).
Geconstateerd kan worden dat de wetgever geen kaders heeft willen stellen of instrumenten in de
wet heeft opgenomen waarmee een gemeente schoolbesturen kan 'dwingen' om ten aanzien van de
huisvesting te handelen in het licht van een meeijarig perspectief. Met dit laatste wordt bedoeld dat
op lokaal niveau sprake is van een voortschrijdende meerjarige planning van huisvestingsvoorzie
ningen, waarbij een koppeling is gelegd met de gemeentelijke meerjarenbegroting. Zo'n meerjarige
planning kan gebaseerd zijn op:
een inventarisatie van de wensen ten aanzien de huisvesting (op basis van prognoses; woning-
bouwplanning; verschuiving in leerlingstromen en voedingsgebieden; meerjarige onderhouds
plannen e.d.);
- een aangebrachte prioritering in de wensen, tot uitdrukking komend in het vermoedelijke tijd
stip van daadwerkelijke bekostiging;
een koppeling met de financiële mogelijkheden in het kader van de meerjarenbegroting.
Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat zeker in het primair onderwijs een dergelijk meerjarige
aanpak op lokaal niveau steeds meer ingang vindt, in de vorm van 'integrale huisvestingsplannen'
en plannen voor het meerjarig onderhoud. Niet verwonderlijk omdat:
het een efficiënte aanwending van de gebouwenvoorraad bevordert (saneren van zowel voor
gemeente als schoolbesturen kostbare leegstand; capaciteit creëren of in stand houden op die
locaties waar de behoefte aanwezig is);
gemeente en schoolbestuur meer houvast wordt gegeven over de richting van het huisvestings
beleid. Behoudens onvoorziene omstandigheden vormt het programma het (jaarlijkse) formele
sluitstuk van de bekostiging van voorzieningen die op zich reeds enige tijd werden voorzien en
waarmee rekening was gehouden.
Zoals gezegd kan een dergelijke benadering ingevolge de wet niet worden afgedwongen. Dit laat
natuurlijk onverlet dat de gemeente een dergelijke aanpak effectueert, indien daarover overeen
stemming bestaat met de schoolbesturen (al dan niet per onderwijssoort). In aanvulling op hetgeen
hierover al is opgemerkt in de algemene toelichting plaatst een dergelijk 'consensusmodel' de wer
king van de verordening in een ander daglicht. De verordening met al zijn normen en criteria is dal
meer iets dat de gemeente achter de hand heeft in het geval het consensusmodel niet (meer) werkt.
De verordening verkrijgt hiermee meer een 'vangnetfunctie'. Daarnaast houdt de verordening zijn
formele functie voor wat betreft de uiteindelijke toekenning van voorzieningen door middel van
plaatsing op het programma. Het gaat daarbij om het (jaarlijks) formaliseren van de in het kader van
het consensusmodel gemaakte afspraken, voor zover volgens deze afspraken de voorzieningen in
het betrokken jaar aan bod dienen te komen. Hiermee vindt de uiteindelijke toekenning en bekosti
ging plaats met inachtneming van de door de wetgever gestelde kaders.
Het inhoudelijke zwaartepunt van het lokaal gevoerde huisvestingsbeleid ligt echter vast in de af
spraken over het 'integraal huisvestingsplan', die jaarlijks worden herijkt. De inhoud en duur van de
afspraken zal verschillen naargelang de lokale omstandigheden.
Er is van af gezien om in de verordening (facultatieve) bepalingen op te nemen in het geval op lo
kaal niveau een planmatige aanpak wordt overeengekomen. Dit is gedaan vanuit de notie dat wan
neer men overeenstemming weet te bereiken over een dergelijke aanpak, inclusief afspraken over de
effectuering in het kader van de vaststelling van het programma, men ook zelf invulling geeft aan
de vormgeving van deze afspraken. Gezien het tweezijdige karakter van deze afspraken is het op
nemen van bepalingen in de verordening daarvoor niet de aangewezen weg. Daarbij kan sterk ge
twijfeld worden aan de rechtskracht van dergelijke bepalingen, indien (onverhoopt) één van de par
tijen af wil van de op vrijwillige basis gemaakte afspraken en zich daarbij beroept op de formele
wettelijke kaders.
Aanvraagformulier
Zeker in grotere gemeenten kan een gestandaardiseerde wijze van indiening van aanvragen zijn nut
hebben. Zo kan het bijvoorbeeld de onderlinge vergelijkbaarheid van aanvragen verbeteren, hetgeen
van belang kan zijn wanneer men vanwege een ontoereikend budget moet overgaan tot prioritering.
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledi
ge aanvraag
Lid 1
Dit lid bevat een opsomming van enkele basisgegevens die bij elke aanvraag moeten worden ver
meld. Wanneer gewerkt wordt met een aanvraagformulier, worden deze en de onder lid 2 opgeno
men gegevens standaard opgenomen.
Lid 2
In dit lid is een aantal specifieke aanvullende gegevens opgenomen dat, afhankelijk van de voorzie
ning die wordt aangevraagd, moet worden overgelegd.
Allereerst betreft het de leerlingprognose, die vrijwel bij iedere aangevraagde voorziening moet
worden ingediend. Hierop zijn in navolging op het beleid dat van kracht was voor de decentralisa
tie, enkele uitzonderingen van toepassing. Het betreft de aanvragen 'sec' voor de eerste aanschaf
van onderwijsleerpakket en meubilair, dat wil zeggen zonder dat er noodzaak is om de capaciteit
van de bestaande huisvesting uit te breiden, aanvragen voor herstel van constructiefouten en herstel
van schade wegens bijzondere omstandigheden en aanvraag voor de huur van een sportterrein voor
een school voor voortgezet onderwijs.
In de praktijk is het echter goed denkbaar dat in bepaalde situaties de prognose-eis te zwaar is of
geen reëel doel dient. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de aanvraag voor vervanging van de
dakbedekking van een (getalsmatig) gezonde, levensbare basisschool. Overwogen kan worden hier
voor een aanvullende bepaling op te nemen in de verordening waarbij het college de mogelijkheid
heeft om op verzoek van het schoolbestuur de prognose-eis te laten vallen, indien de aard van de
gevraagde voorziening daartoe aanleiding geeft. Aan de andere kant is het ook denkbaar dat de ge
meente in de verordening wel een prognose-eis verbindt aan een voorziening die hiervan nu is uit
gezonderd. Hierbij kan worden gedacht aan de herbouw van een afgebrand schoolgebouw (onder
deel van de voorziening herstel en vervanging in verband met schade). Een prognose kan daarbij
uitwijzen in hoeverre het noodzakelijk is de school in haar oorspronkelijke omvang te herbouwen.
Overigens is het ook mogelijk de prognose-eis in zijn geheel te schrappen uit het model, wanneer
op lokaal niveau overeenstemming bestaat over de toepassing en het resultaat (inclusief de jaarlijkse
bijstelling) van een prognosemethodiek. Een instantie, bijvoorbeeld het onderdeel van het gemeen
telijk apparaat dat belast is met bevolkingsprognoses, is dan belast met de operationalisatie van de
methodiek.
Naast de prognose is de bouwkundige rapportage een in het oog springend, aanvullend gegeven.
Een bouwkundige opname is aan de orde wanneer het relevant is om bij de beoordeling van een
huisvestingsverzoek vast te stellen of het gewenste onderhoud aan een gebouw inderdaad noodza
kelijk is. Ook ten aanzien hiervan wordt de praktijk van vóór 1 januari 1997 gecontinueerd. De
bouwkundige rapportage dient een tweeledig doel:
a vaststelling van de noodzaak voor dat onderhoud;
b vaststelling van de mate van urgentie.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 8-
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening