De bouwkundige rapportage kan geschieden aan de hand van de invulling van het door de raad vast
te stellen formulier 'Bouwkundige opname'. Bij de opzet van dit formulier is aangesloten bij een
reeds door de Rijksgebouwendienst ontwikkelde schouwmethode voor schoolgebouwen, zoals deze
voor de decentralisatie zowel in het primair als voortgezet onderwijs werd toegepast.
Lid 3-5
Met de in deze leden geformuleerde bepalingen wordt nader invulling gegeven aan het bepaalde in
artikel 4:5 Awb. De geboden mogelijkheid om aanvullend gegevens aan te leveren gaat vooraf aan
de in de Awb opgenomen mogelijkheid om als bestuursorgaan (in casu het college) een aanvraag
buiten behandeling te laten in verband met onvoldoende verstrekte gegevens en bescheiden. De
Awb kent nadere bepalingen die het bestuursorgaan daarbij in acht moet nemen. Zo moet het besluit
om de aanvraag niet te behandelen binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of wanneer de
termijn die voor de aanvulling is gegeven ongebruikt verstreken is, aan de aanvrager bekend ge
maakt te worden.
Terwille van de duidelijkheid voor de potentiële aanvragers is ervoor gekozen om de concrete uit
werking van de Awb in dit opzicht in de verordening op te nemen. Deze uitwerking komt er op neer
dat de duur van termijnen die het college kan hanteren in de verordening is vastgelegd.
De bevoegdheid die het college wordt toegekend om incomplete aanvragen niet te behandelen, heeft
als praktisch voordeel dat dergelijke aanvragen in een eerder stadium kunnen worden afgehandeld.
De gemeenteraad hoeft zich in het kader van de vaststelling van het programma alleen te buigen
over de inhoud van volledige aanvragen en zich niet met vormfouten rond incomplete aanvragen
bezig te houden. Dit komt ook overeen met de huidige bestuurspraktijk.
Géén hardheidsclausule
Er is van af gezien hier een hardheidsclausule op te nemen, die het mogelijk maakt om in geval van
overmacht aan de zijde van de aanvrager af te wijken van de termijnen. Een gemeente kan zelf de
afweging maken of men een dergelijke clausule, die een zekere mate van vrijheid toestaat bij het
afwijken van de algemene regels, wenselijk vindt. Het gevaar van een hardheidsclausule is dat er
(relatief) vaak een beroep op wordt gedaan. De behandeling vergroot de uitvoeringslast van het be
stuursorgaan en bekort bij toewijzing de beschikbare tijd voor de (voorbereiding van de) besluit
vorming. Daarnaast lijkt een hardheidsclausule te veel van het goede tegen de achtergrond van de
mogelijkheid om in klemmende situaties een aanvraag met een spoedeisend karakter in te dienen.
Lid 4
In enkele specifieke gevallen is het noodzakelijk om het resultaat van de wettelijke teldatum van 1
oktober 'onverwijld' door te geven aan de gemeente. Dit omdat het resultaat - en de daarmee sa
menhangende behoefte aan huisvesting(scapaciteit) - van direct belang is voor de beoordeling van
de noodzaak van een aangevraagde voorziening en daarmee van het al dan niet opnemen van de
voorziening op het programma.
In concrete betreft het hier aanvragen voor tijdelijke voorzieningen in de huisvesting in het
(school)jaar dat volgt op de programmavaststelling. Zo zal bijvoorbeeld de noodzaak van een extra
noodlokaal aan het begin van het schooljaar doorgaans bepaald worden door het leerlingaantal en
het daarmee samenhangende 'ruimtebeslag' op de teldatum van 1 oktober daarvoor. De noodzaak
van de tijdelijke voorziening is daarmee afhankelijk van het resultaat op de teldatum. Aangezien dit
essentieel is voor de uiteindelijke beoordeling door de raad, is de bepaling in het vierde lid opge
nomen. Evenals het geval is bij andere in de verordening opgenomen termijnen is ook hier gekozen
voor het werken met een fatale termijn. Daarbij is de gemeenteraad - en niet het college - het be
stuursorgaan dat beslist om een aanvraag niet te behandelen wanneer de vereiste gegevens niet of te
laat worden verstrekt. Dit vanuit de gedachte dat in de meeste gevallen het voorstel van het college
over de vaststelling van het programma als bedoeld in paragraaf 2.3 van de verordening, al ter be
sluitvorming bij de raad ligt, dan wel de betrokken raadscommissie(s) zal hebben gepasseerd.
Er is nog een andere mogelijkheid denkbaar, namelijk dat achteraf wordt geconstateerd dat uitvoe
ring van de op het programma geplaatste voorziening wegens gewijzigde omstandigheden (in casu
een tegenvallend resultaat van de leerlingtelling) geen doorgang vindt (zie bijvoorbeeld artikel 16,
derde lid). Met deze mogelijkheid moet men bij voorkeur terughoudend omgaan, zeker wanneer de
gewijzigde omstandigheid zich nog aan de vooravond van de programmavaststelling manifesteert
en er in procedureel opzicht rekening kan gehouden met deze mogelijkheid.
lid 5
In het geval zoals omschreven in het vierde lid, beslist de gemeenteraad in het kader van het pro
gramma over het buiten behandeling laten van de aanvraag.
Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen
Dit artikel is een direct uitvloeisel van het wettelijk uitgangspunt om ook in procedureel opzicht het
openbaar en bijzonder onderwijs op gelijke voet te behandelen. De opgave van de ingediende aan
vragen geeft alle bevoegde gezagsorganen inzicht in wat er aan aanvragen ligt, zowel vanuit het
bijzonder als vanuit het openbaar onderwijs. Er kunnen daarmee niet naderhand nog aanvragen
worden toegevoegd.
Bij het vooroverleg over de vaststelling van de verordening kan met de schoolbesturen worden af
gesproken om deze informatieverstrekking per onderwijssector (basis-, speciaal en voortgezet on
derwijs) te regelen. Zo zal een bestuur voor voortgezet onderwijs niet altijd geïnteresseerd zijn in
welke huisvestingswensen er precies leven in het basisonderwijs.
Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
Lid 1
Deze bepaling is met name opgenomen om de mogelijkheid een nadere toelichting/verduidelijking
te vragen of te geven over de op zich complete aanvragen in tijd bezien te beperken. Dit gebeurt
met het oog op een effectief verloop van de verdere procedure op weg naar de vaststelling van het
programma. Met deze bepaling wordt bijvoorbeeld voorkomen dat het overleg als bedoeld in artikel
10 onnodig belast wordt door allerlei vragen over onduidelijkheden in de aanvragen. De datum van
1 mei is gekozen teneinde het college voldoende ruimte te bieden voor het opstellen van een ont
werpvoorstel voor het programma en het overzicht.
Lid 2
Ten aanzien van een voorziening waarvan de uiteindelijke vergoeding ingevolge artikel 4, derde lid,
laatste volzin, gebaseerd wordt op de werkelijke kosten zal in eerste aanleg worden gewerkt met een
raming van de kosten. De bepaling in dit lid regelt dat er overleg plaatsvindt tussen de aanvrager en
het college indien de gemeente daartoe aanleiding ziet in de door de aanvrager overgelegde begro
ting. Het college kan na toetsing van deze raming van oordeel zijn dat de begroting op een of meer
onderdelen bijstelling behoeft.
Uiteindelijk bepaalt het college de hoogte van de geraamde kosten zoals deze, al dan niet bijgesteld,
wordt voorgesteld in het kader van de vaststelling van het gemeentelijk huisvestingsbudget en het
daaruit voortkomende programma.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Lid 1-4
Met deze leden wordt de in de wet opgenomen verplichting ingevuld dat de gemeente niet dan na
overleg met het onderwijsveld overgaat tot de vaststelling van een huisvestingsprogramma.
Onder het overleg is ook vervat de hoorplicht ingevolge de Awb van de aanvragers. Omdat de aan
vrager bepaalt hoe hij gehoord wil worden, moet gelegenheid worden gegeven om de standpunten
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 11-